
H. Paus Paulus VI - 14 juni 1966
APOSTOLISCHE BRIEF van zijne heiligheid Paus Paulus VI aan zijn eerbiedwaardige broeders John Carmel Kardinaal Heenan, aartsbisschop van Westminster. en Gordon Joseph Gray, Aartsbisschop van Saint Andrews en Edinburgh, alsmede aan de overige Aartsbisschoppen en Bisschoppen van Engeland en Schotland, bij gelegenheid van het tweede congres over de scholastiek, dat tijdens het zevende eeuwfeest van de geboorte van JOHANNES DUNS SCOTUS te Oxford en Edinburgh wordt gehouden.Paus Paulus VI groet zijn eerbiedwaardige broeders en zendt hun zijn apostolische zegen.
Deze gedachten kwamen als vanzelf bij ons op, toen wij een uitgebreid rapport ontvingen van het tweede internationaal congres over de scholastiek dat bij u wordt voorbereid ter herdenking van het zevende eeuwfeest van de geboorte van de eerbiedwaardige Johannes Duns Scotus; en wij maakten daarvan dankbaar gebruik door ze voor onszelf verder uit te werken.
Wanneer een dergelijk congres te Oxford en Edinburgh onder uw leiding wordt gehouden, eerbiedwaardige broeders, zal het zeker een levendig en wetenschappelijk verantwoord verloop hebben. En als men de lijst van thema's doorneemt die aan de orde zullen worden gesteld, of het aantal grote geleerden verneemt die aan de vergaderingen zullen deelnemen, valt het inderdaad gemakkelijk te voorzien, dat het congres tot schitterende resultaten zal leiden en van zeer groot belang zal zijn. Want de universiteiten van Engeland en Schotland, en uit het buitenland die van Parijs en Keulen, waar Scotus heeft gedoceerd, zullen vertegenwoordigers zenden, evenals vele andere universiteiten; er zullen bovendien, behalve de katholieken, ook vertegenwoordigers aanwezig zijn van de anglicaanse gemeenschap, naast talrijke filosofen en theologen uit de gehele wereld.
Veel geleerden werken hierbij samen om de ver uiteenliggende stromingen in één totaal beeld onder te brengen dat de gehele familie van scholastieke leraars omvat; nog afgezien van andere mogelijkheden, kan men zo tot een gefundeerd en veelomvattend oordeel komen over de rijke schakeringen aan filosofische en theologische opvattingen die in de Middeleeuwen aanwezig waren.
Binnen dit panorama moet men de heilige Thomas van Aquino met zijn H. Thomas van Aquino
Summa Theologiae () ongetwijfeld als de kruin zien die hoog uitsteekt boven de aangrenzende bergtoppen, namelijk heel het decor van de theologie van die tijd. Want in zijn formulering van de overeenstemming tussen geloof en rede, tussen het geloof dat de rede zoekt - zoals uw heilige Anselmus van Kantelberg H. Anselmus van Canterbury, Proslogion seu Alloquium de Dei existentia. Voorrede (Patr. lat. 158. 225; ed. F. S. Schmidt. I. Seckau 1938. 94 reeds eerder had geformuleerd - en de rede die het geloof zoekt, heeft de Doctor Angelicus een synthese opgesteld die een zo algemene instemming heeft gevonden, dat hij als de grootste in de rij van scholastieke theologen wordt beschouwd, en met de titel Doctor Communis is geëerd. Niettemin stralen naast hem als kleinere sterren verschillende scholastieke magisters en doctoren die de katholieke leer in diezelfde periode schitterend hebben uiteengezet.
Het is onze diepste overtuiging. dat in de waardevolle theologische schat van Johannes Duns Scotus doeltreffende wapens kunnen worden gevonden om de donkere wolk van het atheïsme, die een schaduw werpt over onze tijd, te bestrijden en te verdrijven. Maar al te vaak moet men van hen die op grond van de rede of uit gewoonte het bestaan van God ontkennen, zeggen, dat zij enkel hun eigengemaakte denkbeelden en voorstellingen willen erkennen, en zich geheel in hun eigen gedachtenkring opsluiten. Vgl. Rom. 1, 21-22 De Doctor Subtilis heeft zijn Godsleer echter opgebouwd uit het inzicht en de elementen die de Heilige Schrift ons over God geeft: "Ik ben die ben" (Ex. 3, 14) en "God is liefde" (1 Joh. 4, 16) en hij verklaart en ontwikkelt op een buitengewoon geëigende wijze zijn leer over Hem die "het oneindig ware en het oneindig goede" Z. Johannes Duns Scotus, Ordinatio. 1, dist. 3, n. 59 (ed. Vat. III, 41) is, "de eerste bewerker", "het begin en doel van alles", "de eerste in absolute zin, boven alles verheven", "de zee van volmaaktheid", en "naar zijn diepste wezen liefde". Z. Johannes Duns Scotus, Ordinatio. 1, dist. 2, n. 57-59, 60-62, 41; dist. 8, n. 198-200 (ed. Vat. II, 162-165, 165-167, 149-150; IV, 264-266)
Misschien zou de gouden leer van Scotus de basis kunnen verschaffen waarop zulk een eerlijk gesprek tussen de beide gemeenschappen tot stand kan komen. Zijn leer werd immers drie eeuwen lang in alle Britse scholen onderwezen, totdat de afscheiding van de Apostolische Stoel een feit werd. En zij is daar niet als een vreemde leer tot bloei gekomen, maar als die van een landgenoot, van een man die in Groot-Brittannië was geboren en opgegroeid, en die dit land nog vandaag tot voorbeeld kan dienen, zowel door zijn snelle en veelzijdige geest als door zijn praktische levenswijsheid. Wnt hij was een theoloog die opbouwde, omdat hij liefhad, en hij had lief met die concrete liefde die praktisch is; in zijn eigen woorden: "Het is bewezen, dat de liefde bij uitstek praktisch is" Z. Johannes Duns Scotus, Ordinatio. prol. n. 303 (ed. Vat. I, 200)
Hij die leert, dat de serafijnse liefde het hoogtepunt en de aanvang van alles is, is daarom de eerste die voor het komend gesprek wetenschappelijke gegevens kan verschaffen die aan beide partijen dierbaar zijn, en zijn vurige geest kan ons inspireren. Hij raadt ons tegelijk aan om de weg van de geleidelijkheid te volgen:
"men mag niet meer elementen aan de geloofsleer toevoegen, dan bewezen kunnen worden uit de waarheid van het reeds voorhanden geloofsgoed". Z. Johannes Duns Scotus, Ordinatio. IV, dist. 11, q. 3. n. 3 (ed. Vivès XVII, 352a) "Niets mag men tot de wezenlijke inhoud van het geloof rekenen, wat niet uitdrukkelijk door de Heilige Schrift is geleerd of door de Kerk is afgekondigd, of wat niet vanzelfsprekend volgt uit iets dat duidelijk in de Heilige Schrift of in de bepalingen van de Kerk ligt opgesloten". Z. Johannes Duns Scotus, Ordinatio. IV, dist. 11, q. 3. n. 5 (ed. Vivès XVII, 353a)
"Als er iets nieuws wordt voorgesteld door iemand die het ambt van leraar bekleedt. is het niemand toegestaan daarmee zonder meer in te stemmen ( ), maar eerst moet hij de Kerk raadplegen om zo elke dwaling te vermijden". Z. Johannes Duns Scotus, Reportatio Parisiensis examinata. III, dist. 25, q. un., n. 6 (ed. Vivès XXIII, 462a) Als leidraad, als vaandelspreuk had hij kunnen voeren: "onder de leiding van het leergezag van de Kerk".
Tegenover de opvattingen van het rationalisme stelt hij, dat men de rede en de verbeeldingskracht moet bedwingen tot binnen de grenzen van de kennis van de van godswege geopenbaarde waarheden, en hij wijst erop, dat deze voor de mens absoluut noodzakelijk zijn, wil hij de uiteindelijke bestemming bereiken waartoe hij is geschapen. Juist in de verheven poging om een harmonie te vinden tussen de natuurlijke en de bovennatuurlijke waarheden, om een huwelijk tussen geloof en wijsbegeerte tot stand te brengen, wijst hij ons op het gevaar dat ons bedreigt, dat wij ons namelijk in de dwalingen van de heidense wijsgeren verliezen en, zoals zijn leidsman de heilige Bonaventura het uitdrukt: "zoveel water van de wijsbegeerte" mengen met "de wijn van de Heilige Schrift, dat de wijn in water verandert". H. Bonaventura, Collationes in Hexaëmeron. visio 3, collo 7. n. 14 (ed. F. Delorme, Quaracchi 1934, 217)
En hierbij verlenen wij van harte onze apostolische zegen aan u, eerbiedwaardige broeders, aan hen die dit congres voorbereiden, en ook aan degenen die eraan zullen deelnemen.
Gegeven te Rome, bij de Sint Pieter, 14 juli 1966, in het vierde jaar van ons pontificaat.Paus Paulus VI