PACEM IN TERRISVrede op aarde
(Soort document: H. Paus Johannes XXIII - Encycliek)
H. Paus Johannes XXIII -
11 april 1963
Ook moet men altijd onderscheid maken tussen de dwaling en de dwalenden, ook waar het gaat over mensen, die dwalen op godsdienstig of zedelijk gebied, of die hieromtrent een onvoldoende kennis bezitten. Want de mens, die dwaalt, blijft altijd een menselijk wezen en behoudt altijd zijn waardigheid van persoon, Waarmee men in alle omstandigheden rekening moet houden. Bovendien verliest de mens nooit het vermogen, zich van de dwaling te bevrijden en de weg te zoeken naar de waarheid. En hierbij zal hem nooit de hulp van Gods Voorzienigheid ontbreken. Zo kan dus een mens, die thans de klaarheid van het geloof mist of tot dwaling is vervallen, straks, dank zij het licht van God, de waarheid aanvaarden. Wanneer katholieken op het gebied van tijdelijke aangelegenheden in contact komen met mensen, die tengevolge van dwaling niet in Christus geloven of een onjuiste voorstelling hebben van het geloof, dan kan dit contact voor deze mensen een aanleiding of een stimulans zijn om tot de waarheid te komen.
Ook mag men valse filosofische theorieën omtrent de natuur, de oorsprong en de bestemming van de wereld en van de mens niet vereenzelvigen met historische bewegingen op economisch, sociaal, cultureel of politiek gebied, zelfs als deze bewegingen hun oorsprong danken aan die theorieën en daaruit nog steeds hun inspiratie putten. Want een leer, die eenmaal definitief is geformuleerd, verandert niet meer, terwijl deze bewegingen, die werken in de wisselende historische situaties, noodzakelijk in sterke mate de invloed van deze situaties ondergaan. Wie zal overigens ontkennen, dat deze bewegingen, in zover ze overeenstemmen met de gezonde beginselen van de rede en de rechtmatige aspiraties van de mens weergeven, positieve en aanvaardbare elementen kunnen bevatten?
Het is dus mogelijk, dat bepaalde ontmoetingen met een praktisch doel, die tot nu toe volstrekt nutteloos werden geacht, thans reële voordelen opleveren of in de toekomst kunnen opleveren. Maar het oordeel, of deze tijd al of niet gekomen is, en het bepalen van de modaliteiten en de omvang van een gecoördineerde en werkelijk vruchtbare actie op economisch-sociaal, cultureel of politiek gebied, dit is heel en al een zaak van prudentie, die alle deugden moet leiden, waardoor het individuele en sociale leven wordt geregeld. Waar het dus gaat over katholieken, daar komt de beslissing in dergelijke kwesties op de eerste plaats toe aan degenen, die een belangrijke rol spelen in de samenleving en het meest competent zijn op de genoemde specifieke gebieden, mits zij de beginselen van het natuurrecht in acht nemen, de sociale leer van de Kerk volgen en gehoorzamen aan de richtlijnen van het kerkelijk gezag. Want men mag niet vergeten, dat de Kerk het recht en de plicht heeft niet alleen de geloofs- en zedenleer te handhaven, maar bij haar kinderen ook haar gezag te doen gelden op het gebied van tijdelijke aangelegenheden, wanneer er geoordeeld moet worden over de toepassing van deze leer op concrete gevallen.
Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Het onvergankelijk werk van den barmhartigen God - Over de christelijke staatsinrichting, Immortale Dei (1 nov 1885), 24 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de vrede van Christus in het Koninkrijk van Christus, Ubi Arcano Dei Concilio (23 dec 1922), 67-68 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Internationale Unie van Katholieke Vrouwenbonden, Vous vous présentez (11 sept 1947), 20-23.
© 1963, Ecclesia Docens 0742 - Uitg. Gooi en Sticht
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R. en Dr. J. Kahmann C.ss.R.