PACEM IN TERRISVrede op aarde
(Soort document: H. Paus Johannes XXIII - Encycliek)
H. Paus Johannes XXIII -
11 april 1963
Vooreerst door de geleidelijke economische en sociale vooruitgang van de arbeidersklassen. In het begin hebben deze vooral gestreden voor hun rechten op economisch en sociaal gebied, daarna voor hun politieke rechten, en tenslotte richtten zij hun streven op de culturele waarden. Daarom leeft thans bij de arbeiders over de gehele wereld het intense verlangen, behandeld te worden niet als wezens zonder verstand en vrijheid, waarover men naar willekeur kan beschikken, maar als mensen op elk terrein van het maatschappelijk leven: op economisch-sociaal, op politiek en cultureel gebied.
Een tweede algemeen bekend verschijnsel is, dat de vrouw haar intrede doet in het openbare leven. Dit gaat misschien sneller in zijn werk bij volken met een christelijke beschaving, en langzamer, maar toch op brede schaal, bij volken met andere tradities en een andere cultuur. Want de vrouw wordt zich steeds meer bewust van haar menselijke waardigheid; zij wil daarom niet langer beschouwd worden als een zielloos wezen of een werktuig, maar eist de rechten en plichten voor zich op van de menselijke persoon, zowel in het gezin als in de maatschappij.
In plaats hiervan is allerwegen de overtuiging gegroeid dat alle mensen eenzelfde natuurlijke waardigheid bezitten. Hierdoor wordt rassendiscriminatie niet meer aanvaard, althans in theorie; en dit is van het hoogste belang voor de opbouw van een menselijke samenleving op de basis van de bovenuiteengezette beginselen. Als mensen zich bewust worden van hun rechten, worden zij zich noodzakelijkerwijze ook bewust van hun plichten. Zij, die rechten bezitten, voelen de plicht, deze rechten te doen gelden als uitdrukking van hun waardigheid, terwijl alle anderen de plicht voelen, deze rechten te erkennen en te eerbiedigen.
En wanneer de menselijke samenleving komt te staan in het teken van rechten en plichten, dan worden de mensen meer ontvankelijk voor de geestelijke waarden en gaan zij begrijpen, wat waarheid is, rechtvaardigheid, liefde, vrijheid; dan beseffen zij, dat zij leden zijn van een dergelijke gemeenschap. Dan gaan zij bovendien beter de ware, transcendente en persoonlijke God kennen. Zij maken van hun betrekkingen tot God de grondslag van hun leven, zowel van hun innerlijk persoonlijk leven als van hun leven in gemeenschap met anderen.
© 1963, Ecclesia Docens 0742 - Uitg. Gooi en Sticht
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R. en Dr. J. Kahmann C.ss.R.