Wij menen hier onze zonen er op te moeten wijzen, dat het algemeen welzijn de gehele mens betreft, zowel zijn lichamelijke als zijn geestelijke behoeften. Hieruit volgt, dat de regeerders door geschikte middelen en in de juiste mate dit welzijn moeten behartigen, en wel zó, dat zij én in de materiële welvaart én in het geestelijk welzijn voorzien, met inachtneming van de hiërarchie der waarden. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de eenheid van de menselijke maatschappij, Summi Pontificatus (20 okt 1939), 47-49