Alle individuen en intermediaire lichamen zijn verplicht, elk op hun wijze bij te dragen tot het algemeen welzijn. Dit houdt in, dat zij bij het nastreven van hun eigen belangen rekening houden met de behoeften van anderen en hun bijdragen in goederen en diensten richten naar de beslissingen, die de overheid neemt volgens de normen van de rechtvaardigheid en binnen de regels en grenzen van haar competentie. Deze beschikkingen van het gezag moeten in zich zelf volkomen juist zijn en bovendien het algemeen welzijn bevorderen of minstens daartoe kunnen leiden.