
H. Paus Johannes XXIII - 11 april 1963
Zoals bekend, werd op 26 juni 1945 de Organisatie van de Verenigde Naties opgericht (U.N.O. / VN). Hieraan zijn later organen toegevoegd, wier leden werden benoemd door de regeringen van de verschillende landen en die belangrijke internationale taken te vervullen kregen op economisch, sociaal en cultureel gebied en op het terrein van de opvoeding en de gezondheidszorg. Het voornaamste doel van de Organisatie van de Verenigde Naties is, de vrede onder de volken te handhaven en te consolideren, en tussen hen vriendschappelijke betrekkingen tot stand te brengen en te bevorderen, gebaseerd op de beginselen van gelijkheid, wederzijds respect en alzijdige samenwerking op alle gebieden van de menselijke activiteit.
Een duidelijk bewijs van de belangrijkheid van de U.N.O. is de Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948), die op 10 december 1948 door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties werd goedgekeurd. In de inleiding van deze Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948) wordt alle volken en naties als ideaal voorgehouden de daadwerkelijke erkenning en eerbiediging van alle rechten en vrijheden, die in de Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948) worden opgenoemd.
Het is daarom onze vurige wens, dat de Organisatie van de Verenigde Naties er steeds beter in moge slagen, haar structuur en middelen aan te passen aan de omvang en de verhevenheid van haar taak. Moge spoedig de tijd komen, dat deze Organisatie in staat zal zijn, de rechten van de menselijke persoon op efficiënte wijze te waarborgen, de rechten, die onmiddellijk voortvloeien uit de waardigheid van de menselijke persoon en daarom universeel, onschendbaar en onvervreemdbaar zijn. Dit hopen wij des te meer, nu de moderne mens tegenwoordig steeds meer actief deelneemt aan het publieke leven in zijn eigen land, een steeds intensere belangstelling toont voor de wereldproblemen en zich steeds dieper bewust wordt, dat hij een levend lid is van de universele mensenfamille.