17 januari 2014
De laatste betekenis van het verbond van God met het oude volk Israël blijft de openbaring van zijn barmhartigheid en zijn gerechtigheid. Men denke bijvoorbeeld aan de geïnspireerde herziening in de deuteronomistische traditie die, alle misverstanden achter zich latend, betrekking heeft op de betekenis van het verbond met God dat eerder gebonden is aan de kwaliteit van het geloof dan aan het formalisme van de wet. Of aan de bijdrage van de profetische traditie, die gericht is op het kritiseren van het geëxalteerde zelfbewustzijn van de religieus-politieke instantie die het primaat van het geloof en het zoeken van Gods gerechtigheid aantast. Of aan de geweldige herlezing van de oude ervaring van God en de geschiedenis van Israël die in de traditie van de Wijsheid wordt verkend in het perspectief van 'het oorspronkelijke verbond' van God met het leven van de mens dat is vastgelegd in de structuur van 'de geschapen wereld' : alles ontsluit zich voor de confrontatie van het Woord van God met de schoonheid en de dramatiek van de universele condition humaine.
Langs deze as is het middelpunt van de Bijbelse boodschap zonder moeite te bepalen en te herkennen in de liefde van God die zich de gesprekspartner van de mens wil maken om hem zijn vrijheid terug te geven en in hem de achting voor zijn eigen gerechtigheid wil herstellen. Het is onmogelijk aan Gods machten gerechtigheid te ontkomen: dat weet iedere religie. En toch wil God in vrijheid worden erkend en zich aanbieden als antwoord op de verantwoordelijkheid van de mens; Hij wil worden bemind in de vrije gave van zichzelf en niet worden ondergaan als de onontkoombare macht van het lot. De wijze waarop de mens de manifestatie van zijn machten van zijn liefde ontvangt, is integrerend onderdeel van de openbaring, maar het geloof waarin deze manifestatie wordt ontvangen en doorgegeven, kan niet anders dan spreken in de taal en de beelden van de mensen en het is hun onmogelijk om de uiteindelijke waarheid van de band tussen de liefde en de macht van God volmaakt transparant op te nemen. Blijft het feit dat de oorspronkelijkheid van het Woord van God dat wij overeenkomstig de Bijbelse openbaring van de Heilige Schrift erven, een wezenlijke en ondubbelzinnige erfenis heeft voortgebracht: het laatste woord met betrekking tot de waarheid van het mysterie van God in de geschiedenis van de mens moet worden gelaten aan de macht van de liefde. De aanhanger van het Bijbelse geloof weet dat hij zich niet vergist wanneer hij zijn geloof op die manier samenvat, zelfs wanneer hij niet in staat is de woorden en de tekenen precies te ontraadselen.
Overigens is liefde voor de macht ook nooit het eerste woord van God geweest. Deze liefde heeft daarentegen aan de basis gelegen van de verleiding en de almachtswaan van de eerste Adam. Die hebben de creatuurlijke relatie verduisterd en voor altijd de taal besmet van het menselijke vertoog over God, de theo-logie, al kunnen ze de heling ervan niet beletten. St. Paulus schrijft:
"Wij zijn mensen (en sarki), dat wel, maar wij strijden niet met menselijke middelen. De wapens waarmee wij strijden zijn niet menselijk (kata sarka), ze zijn geladen met Gods kracht, in staat om elk bolwerk neer te halen. Wij werpen redeneringen omver, elke verschansing die wordt opgeworpen tegen de kennis van God. Wij nemen elke gedachte gevangen om haar tot gehoorzaamheid aan Christus te brengen' (2 Kor. 10, 3-5).
In een passage als deze (en andere dergelijke, Vgl. Ef. 6, 17 ) vindt men een treffend voorbeeld van de definitieve verworvenheid van de omkering van de taal, waarin de christologische interpretatie doorslaggevend is voor het conflict waarin de religie op het spel staat. Deze omkering is overigens voorbereid in de rijpe vrucht van het oude profetisme. Het toneel van het drama is voortaan de hele geschiedenis van de zonde van de wereld, door middel waarvan de machten van het kwaad die ons overheersen, Gods gerechtigheid verduisteren, door het bloed van mensen te vergieten en de vijandschap tussen de volken te voeden. De strijd voor de waarheid van God en tegen het ongeloof van de mensen en de zonde van de wereld bestaat nu juist in de daad van de verkondiging van de liefde, die de werkelijkheid verandert door middel van het geleefde geloofsgetuigenis. Het antwoord van het geloof op het geweld van mensen ontdoet zich zo van de dubbelzinnigheid van een religieus geweld dat de pretentie heeft vooruit te lopen op het eschatologische oordeel van God. Met andere woorden, het kan niet zonder zichzelf ernstig tegen te spreken ontaarden in een godsdienstoorlog tussen mensen en moorddadig geweld in naam van het geloof.
Onze vaders in het geloof waren dus niet zo ver verwijderd van de authentieke betekenis, toen zij zich ondanks hun buitensporige gebruik van de allegorie, moeite gaven om in het beeld van de oude aansporingen van godswege tot strijd tegen de vijanden de eschatologische waarheid te zien van de hulp van God in de strijd tegen de vijanden van het kwaad die de vrede met Goden tussen de mensen in gevaar brengen. H. Justinus, Dialoog met de Jood Tryphon, Dialogus cum Tryphone Judaeo. 131,4-5 en 111,1-2: Een mooi voorbeeld van typologische exegese van Ex. 27,8-26, zonder de excessen van de allegorese, vinden we hier Deze overwegingen vragen om de nodige verdieping; daarom moet bij wat hier gezegd wordt rekening worden gehouden met verschillende latere preciseringen die eraan moeten worden toegevoegd.