
Paus Pius XI - 31 december 1930
De redenen echter, die men ter verdediging van dit verkeerd gebruik van het huwelijk aanvoert, - en nu willen wij over de onzedelijke motieven nog zwijgen - zijn niet zelden schijnredenen of overdrijvingen. Dat wil niet zeggen, dat de Kerk, die goede moeder, niet door en door begrijpt en meevoelt, wat het zeggen wil, als de gezondheid en het leven der moeder op het spel staat. Wie zou zonder medelijden daaraan kunnen denken? Wie gevoelt niet de hoogste bewondering voor een moeder, die hij zich met heldenmoed ziet blootstellen aan een bijna zeker levensgevaar, om het leven van een eenmaal ontvangen kind te behouden? Wat zij geleden heeft om haar natuurlijke plicht ten volle te volbrengen, dat zal alleen God in Zijn oneindige rijkdom en barmhartigheid kunnen vergelden; Hij zal haar zeker niet slechts een volgestampte maar een overlopende maat (Lc. 6, 38) van beloning schenken.
Maar men moet het absoluut voorkomen, dat heilloze toestanden op materieel gebied aanleiding gaan worden tot een nog heillozer dwaling. Er kunnen immers geen moeilijkheden rijzen van zulk een aard, dat zij ooit de verplichting zouden kunnen opheffen van goddelijke geboden, die intrinsiek slechte handelingen verbieden. Integendeel, in alle omstandigheden kunnen de echtgenoten, door Gods genade versterkt, hun plicht getrouw naleven, en de kuisheid van hun huwelijk voor deze schandelijke bezoedeling bewaren. Want ziehier de onwrikbare waarheid van het christelijk geloof, die door het leergezag der kerkvergadering van Trente is uitgesproken: "Niemand mag die vermetele en door de Vaders als ketters veroordeelde bewering uitspreken, dat de geboden Gods voor de gerechtvaardigde mens onmogelijk te onderhouden zijn; want God beveelt geen onmogelijke dingen, maar als Hij beveelt, spoort Hij aan te doen wat men kan, en te vragen wat men niet kan, en dan helpt Hij om het te kunnen." Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 16 Diezelfde leer heeft de Kerk opnieuw plechtig verkondigd en bevestigd bij haar veroordeling der ketterij van Jansenius, die het gewaagd had tegen de goedheid Gods deze lasterlijke bewering te uiten: "Enige geboden van God zijn voor rechtvaardigen, ondanks hun willen en hun pogen, volgens hun tegenwoordige krachten onmogelijk te onderhouden; zij missen ook de genade, waardoor de onderhouding mogelijk zou worden." Paus Innocentius X, Bul, Cum occasione (31 mei 1653), 1