
Paus Pius XI - 31 december 1930
Maar al is nu het huwelijk krachtens zijn natuur zelf een goddelijke instelling, toch speelt ook de menselijke wil daarbij een rol, en wel een zeer voorname. Want ieder op zich staand huwelijk, als echtverbintenis tussen deze bepaalde man en die bepaalde vrouw, komt slechts tot stand door de vrije toestemming van de beide huwenden. Deze vrije wilshandeling, waardoor beide partijen het aan het huwelijk eigen recht geven en ontvangen Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1081. can. 1081, par. 2, is voor het tot stand brengen van een waar huwelijk zo noodzakelijk, dat zij door geen enkele menselijke macht kan vervangen worden. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1081. can. 1081, par. 1 Die vrijheid echter heeft slechts de strekking, dat komt vast te staan, of de contracterende partijen een huwelijk willen aangaan, en wel met deze bepaalde persoon, of niet. Maar het wezen van het huwelijk is totaal aan de vrijheid van de mens onttrokken, zodat, wie eenmaal een huwelijk heeft gesloten, aan de goddelijke wetten en aan de wezenseigenschappen er van gebonden is. Want de Engelachtige Leraar zegt bij zijn uiteenzettingen over de huwelijkstrouw en de kinderzegen: "Deze twee dingen komen bij het huwelijk uit de echtelijke verbintenis vanzelf voort; bijgevolg: als in het jawoord, waardoor het huwelijk tot stand komt, iets zou worden opgenomen wat daarmee in strijd is, dan zou er geen waar huwelijk tot stand komen." H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. 3a, Supplem., q. 49, 1. 3