
Paus Pius XI - 31 december 1930
Deze bloem van de "trouw van kuisheid", zoals ze door de H. Augustinus zeer juist wordt genoemd, zal gemakkelijker en met veel groter liefelijkheid en edele schoonheid opbloeien uit de wortel van een tweede zeer uitmuntende gave, namelijk de echtelijke liefde, die alle plichten van het echtelijke leven doordringt, en die in het christelijk huwelijk als het ware de hoogste ereplaats bekleedt. "De huwelijkstrouw," zegt de Romeinse catechismus, "vordert verder, dat tussen man en vrouw de band bestaat van een geheel enige, heilige en reine liefde. Niet een liefde zoals die tussen echtbrekers, maar een liefde als die, waarmede Christus de Kerk heeft liefgehad; want dit is de maatstaf, die de apostel heeft voorgeschreven, toen hij zei: "Gij, mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals ook Christus de Kerk heeft bemind." (Ef. 5, 25) Vgl. Kol. 3, 19 En Christus heeft toch zeker de Kerk met Zijn oneindige liefde omhelsd, niet om eigen voordeel, maar alleen met het belang Zijner bruid als doel voor ogen." Catechismus-Compendium, Catechismus van het Concilie van Trente, Catechismus Romanus Concilii Tridentini. Cap. 8, q. 24. Wij bedoelen dus een liefde, die niet steunt op een louter zinnelijke, vluchtige genegenheid, een liefde, die niet bestaat in vleiende woorden, maar die berust op de innigste gevoelens van het hart, en het bewijs van haar bestaan geeft in uiterlijke daden; immers: het bewijs der liefde is de daad. H. Paus Gregorius de Grote, Homilieën over de Evangelies, In Evangelium Homiliae. 30 in Evang. nr. 1