
Paus Pius XI - 31 december 1930
De eerste plaats dus onder de goederen van het huwelijk nemen de kinderen in. Inderdaad, de Schepper zelf van het mensengeslacht, die in Zijn goedheid Zich bij de voortplanting van het leven van de hulp van de mensen heeft willen bedienen, heeft dit geleerd, toen Hij in het paradijs, bij de instelling van het huwelijk, tot onze eerste ouders, en in hen tot alle toekomstige echtgenoten zei: "Groeit aan en vermenigvuldigt u en vervult de aarde." (Gen. 1, 28) Datzelfde heeft de H. Augustinus zeer schoon afgeleid uit de woorden van de H. Paulus aan Timotheus. Vgl. 1 Tim. 5, 14 "Dat het huwelijk," zegt hij, "gesloten wordt om kinderen voort te brengen, daarvoor getuigt de apostel. Ik wil, zegt hij, dat jongere weduwen huwen; en alsof hem gevraagd werd waarom, voegt hij er onmiddellijk aan toe: dat zij kinderen voortbrengen, dat zij huismoeders zijn." H. Augustinus, De bono Coniugali. cap. 24, n. 32
Christelijke ouders moeten verder beseffen, dat zij niet meer alleen bestemd zijn om het menselijk geslacht op aarde voort te planten en in het bestaan te bewaren, ja zelfs ook niet alleen om kinderen op te voeden tot onverschillig wat voor eredienst van de ware God; maar dat zij bestemd zijn om kinderen voor de Kerk van Christus, om medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods Vgl. Ef. 2, 19 voort te brengen, opdat het aan de eredienst van God en onze Verlosser gewijde volk met de dag moge toenemen.
Het is waar: al bezitten de christelijke ouders zelf de heiligmakende genade, daarom kunnen zij die heiliging toch niet op hun kinderen overstorten. Integendeel: de natuurlijke voortbrenging ten leven is geworden een weg des doods, waarlangs de erfzonde op het kind overgaat. Maar toch hebben zij als het ware nog iets over van het oorspronkelijke paradijshuwelijk. Want aan hen komt het toe, hun kinderen aan de Kerk aan te bieden, met het doel, dat die aan kinderen Gods overvruchtbare moeder hen door het bad van het doopsel tot de bovennatuurlijke gerechtigheid doe herboren worden, en dat zij levende ledematen van Christus worden, deelachtig aan het onsterfelijk leven, en eindelijk erfgenamen van de eeuwige glorie, waarnaar wij allen met heel ons hart verlangen.
Het goed van het kinderbezit is echter volstrekt niet compleet door de weldaad, dat het leven aan de kinderen geschonken is. Er moet nog iets anders bijkomen, en dat bestaat in de behoorlijke opvoeding van de kinderen.
Wij hebben echter de christelijke opvoeding elders uitvoerig behandeld, Paus Pius XI, Encycliek, Over de christelijke opvoeding, Divini illius Magistri (31 dec 1929) Laten wij dus dat alles samenvatten door de woorden van de H. Augustinus nog eens aan te halen: "Met kinderen (wordt bedoeld) de plicht om ze met liefde te aanvaarden... en godsdienstig op te voeden." H. Augustinus, De Genesi ad litteram. lib. 9, cap. 7, n. 12 Datzelfde wordt in het kerkelijk wetboek nadrukkelijk verklaard: "Het eerste doel van het huwelijk is het voortbrengen en opvoeden van kinderen." Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1013. nr. 1.