
Paus Pius XI - 31 december 1930
Als de gelovigen zich dus vrij willen houden van alle dwaling en zedenbederf, dan moeten zij verstand en hart gehoorzaam aan de Kerk onderwerpen. En om zich niet door eigen schuld te beroven van de hulp, die God ons met zo vrijgevige goedheid heeft aangeboden, moeten zij deze onderwerping niet alleen betonen waar het gaat over meer plechtige uitspraken van de Kerk, maar naar verhouding ook bij andere constituties en decreten, waardoor somtijds meningen als gevaarlijk of verkeerd verboden en veroordeeld worden. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 17-22 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1324