• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

BRIEF AAN PROF. EDWARD SCHILLEBEECKX TEN AANZIEN VAN ZIJN CHRISTOLOGISCHE OPVATTINGEN

Prot. N. 46/66

Zeereerwaarde Pater,

Reeds geruime tijd is onze congregatie met u in contact om verheldering te krijgen over de christologische posities die u hebt ingenomen in uw boek 'Jezus, het verhaal van een levende'.

Na te hebben vastgesteld dat het boek dubbelzinnige posities bevatte die voor uw lezers gevaarlijk zouden kunnen zijn, heeft de congregatie, op 20 oktober 1976, door de bemiddeling van kardinaal Willebrands, door haar op de hoogte gebracht van het ondernomen onderzoek, u een vragenlijst toegezonden over de inhoud van het werk en de daarin gebruikte methode.

Op 13 april 1977 hebt u op die vragen geantwoord; deze hebben echter niet alle moeilijkheden opgelost, zoals u werd uitgelegd in een 'Beoordeling van (uw) antwoord', die ons departement u toezond op 6 juli 1978.

Intussen heeft u 'Gerechtigheid en Liefde. Genade en Bevrijding' gepubliceerd, tweede boek van de trilogie over christologie die u had aangekondigd. Enkele maanden later deed u de congregatie uw boekje 'Tussentijds verhaal over twee Jezusboeken' toekomen; het was vergezeld van een notitie: 'in dit boekje heb ik nadere uitleg gegeven over sommige wat duistere of bediscussieerde passages van mijn boeken over Jezus Christus .. .'.

Uit een nauwgezet onderzoek van deze laatste publicatie is gebleken dat deze wel interessante preciseringen bevatte, maar dat desalniettemin uw eigen positie dubbelzinnig bleef over fundamentele punten van het katholieke geloof. Vanwege de ernst van de onderzochte kwesties besloot de congregatie voor de geloofsleer daarom u uit te nodigen voor een 'verhelderingsgesprek' (un colloque de mise au point), overeenkomstig art. 13-15 van haar Ratio Agendi (reglement) Archief van de Kerken 26 (1971),287. Door de bemiddeling van kardinaal Willebrands werd u op 6 juli 1978 gevraagd om naar Rome te willen komen, teneinde uw christologische positie te verhelderen in een discussie met vertegenwoordigers van ons departement. In dezelfde brief werden u ook de wezenlijke punten meegedeeld waarover het in het bedoelde colloquium zou gaan.

Na verdere contacten, o.a. vertraagd door de dood achtereenvolgens van de Pausen Paulus VI en Johannes Paulus I, liet kardinaal Willebrands de congregatie weten (brief van 30 juni 1979) dat u ermee instemde deel te nemen aan dat colloquium. Zo kon, na enige briefwisseling om het tijdstip en de gang van zaken bij het colloquium te bepalen, dit gesprek plaatsvinden op 13, 14 en 15 december 1979 in het gebouw van de congregatie, met als deelnemers: mgr A. Bovone, gespreksleider, zijne excellentie mgr A. Descamps en de paters A. Patfoort O.p. en J. Galot s.j.

In een ontmoeting onmiddellijk vóór dit gesprek, met de leiding van de congregatie, werd u eraan herinnerd dat het doel ervan niet was, tot een uitspraak te komen of beslissingen te nemen, maar de informatie over uw christologische posities te vervolledigen. Er werd tenslotte nog meegedeeld dat aan het einde van het colloquium een protocol geredigeerd zou worden dat door de twee partijen goedgekeurd en vervolgens ter onderzoek zou worden voorgelegd aan de kardinalen die lid zijn van de Congregatie voor de Geloofsleer.

In gewone vergadering bijeen, zijn de kardinalen tot dit onderzoek overgegaan in het licht van de uitleg door u gegeven in uw schriftelijk antwoord van 13 april 1977 en van het colloquium van 13- 15 december 1979.

Ze hebben vastgesteld dat de gevolgde procedure nuttig is gebleken, aangezien ze u in staat stelde nadere uitleg te geven over de doelstelling, de methode en het literaire genre van uw geschriften en een aantal dubbelzinnigheden weg te nemen.

Bij het formuleren van hun conclusies, die zijn goedgekeurd door de heilige vader, hebben de kardinalen onderstreept dat ze uitsluitend gelding hebben voor de drie boeken die aan het begin van deze brief zijn aangeduid.

Dientengevolge, sprekend in hun naam, in mijn hoedanigheid van prefect van deze congregatie, stel ik er prijs op u het volgende mee te delen:

  1. De congregatie neemt akte van de verhelderingen, preciseringen en correcties die u m.b.t. de gepubliceerde werken hebt aangebracht in het colloquium en in uw schriftelijk antwoord (zie bijlage, blz. 1-4).
  2. Toch is zij van oordeel dat op bepaalde punten de verschafte uitleg ontoereikend is gebleken om alle dubbelzinnigheden op te heffen (bijlage, blz. 4-5).

Daarom vraag ik u:

  1. Aan het (lezers-)publiek, dat toegang heeft tot uw werken, de verhelderingen, preciseringen en correcties te willen bekendmaken die het resultaat zijn van de recente toelichtingen die u aan de congregatie hebt gegeven. Men moet immers in ogenschouw nemen dat het boek 'Jezus' bij een ruim publiek bekend is. Daarom zijn uw toelichtingen, die op beslissende punten verder reiken dan de beweringen van uw gepubliceerde boeken, belangrijk niet alleen voor het kerkelijk leergezag, maar eveneens voor uw lezers, die het recht hebben op de hoogte te worden gebracht van aanwijzingen van een dergelijk gewicht.
  2. in het licht van de katholieke leer de punten te herzien waarover nog een zekere dubbelzinnigheid hangt, en openlijk uw wil kenbaar te maken aan dit verzoek gehoor te zullen geven.

Bovendien moet men wel erkennen dat, ondanks het uitgebreide programma, het colloquium niet diep genoeg kon ingaan op de verhelderingen die nodig zouden zijn geweest, enerzijds over de wijze waarop u de verhouding ziet tussen openbaring en ervaring, anderzijds over de rol die u in de theologie toekent aan een 'handreiking' (manuductio) van apologetische aard. Om deze reden en ook vanwege de twijfels die op dit punt nog blijven, kan de congregatie, die zich op het ogenblik onthoudt over deze zaken een uitspraak te doen, zich er niet van ontslagen achten de noodzaak te onderstrepen zich volstrekt te voegen naar de beginselen waaraan elke theologische arbeid zich heeft te houden. Wat de verhoudingen tussen openbaring en ervaring betreft (inclusief de consequenties hiervan voor de normerende functie van formele leerstukken van de bijbel en van de documenten van het leergezag) vraagt de congregatie uw aandacht vooral voor wat is behandeld in de verklaring 'Congregatie voor de Geloofsleer
Mysterium Ecclesiae
Verklaring ter bescherming van de Katholieke Leer over de Kerk tegen enkele hedendaagse dwalingen
(24 juni 1973)
'.

Ik zou u zeer erkentelijk zijn, eerwaarde pater, als u mij liet weten welk middel u het meest doeltreffend acht om te voldoen aan het boven vermelde verzoek. Harerzijds dacht de congregatie aan een artikel dat u in overeenstemming met haar zou voorbereiden, met als gids het document dat als bijlage bij deze brief is ingesloten. Maar de congregatie is bereid elk ander middel dat u zou voorstellen in overweging te nemen.

Een kopie van deze brief gaat naar zijne eminentie kardinaal J. Willebrands, die in zijn hoedanigheid van groot-kanselier van de universiteit van Nijmegen heel deze zaak volgt, alsook aan de hoogeerwaarde magistergeneraal van de dominicanenorde, uw ordinarius.

In afwachting van een gunstig antwoord verzeker ik u van mijn oprechte gevoelens.

+ Franjo Kard. Seper
Prefect

Document

Naam: BRIEF AAN PROF. EDWARD SCHILLEBEECKX TEN AANZIEN VAN ZIJN CHRISTOLOGISCHE OPVATTINGEN
Soort: Congregatie voor de Geloofsleer
Auteur: Franjo Kardinaal Seper
Datum: 20 november 1980
Copyrights: © 1981, Archief van Kerken, jrg. 36, n. 5, p. 237-239
Vertaling van Bureau Pers en Voorlichting van de Katholieke Universiteit Nijmegen
Bewerkt: 7 november 2019

Referenties naar dit document

 
Geen documenten gevonden!
 
Geen dossiers gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test