• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
STELLINGEN OVER DE VERHOUDING TUSSEN HET KERKELIJK LERAARSAMBT EN DE THEOLOGIE
HOOFDSTUK 2  -  De verschillen - naast het gemeenschappelijke - tussen de taak van het leraarsambt en die van de theologen

HOOFDSTUK 2 - De verschillen - naast het gemeenschappelijke - tussen de taak van het leraarsambt en die van de theologen

Stelling 5

Allereerst is er sprake van verschil in functies die respectievelijk aan het leraarsambt en de theologen eigen zijn.

  1. Het leraarsambt moet als overheid toezien op de katholieke integriteit en eenheid inzake geloof en zeden. Hieruit vloeien diverse functies voort, die op het eerste gezicht een negatief karakter schijnen te hebben, maar die niettemin een positieve dienst voor het leven van de kerk betekenen: het gaat namelijk om 'de taak het geschreven of overgeleverde woord van God op authentieke wijze te verklaren. De diverse functies zijn:
    • het afkeuren van opvattingen die gevaar opleveren voor het geloof en de zeden die de kerk eigen zijn;
    • het voorhouden van waarheden die in een bepaalde tijd actueel belangrijker zijn;
    • afzonderlijke waarheden binnen de context van het geheel doen beschouwen, want al is het niet de taak van het leraarsambt theologische synthesen voor te houden, toch moet zijn zorg voor de eenheid toezien op de integratie van een afzonderlijke waarheid in de totaliteit, aangezien die integratie zelf tot de waarheid behoort.
  2. Het is de functie van de theologen om op een of ander wijze te bemiddelen tussen het leraarsambt en het volk van God, en wel in beide richtingen. Want 'de theologie heeft een dubbele betrekking zowel met het kerkelijk leraarsambt als met de totale gemeenschap der christenen; zij neemt in zekere zin een middenpositie in tussen het geloof der Kerk en haar leraarsambt'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 okt 1966). A.A.S. 58 (1966), 892

Van de ene kant onderwerpt de theologie 'in ieder groot socio-cultureel gebied de door God geopenbaarde daden en woorden, in de Heilige Schrift opgetekend en door de vaders en het leergezag van de Kerk verklaard, (... ) met een theologische beschouwingswijze ( ... ) en in het helder licht van de overlevering van de universele Kerk, aan een nieuw onderzoek'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 22 Trouwens, 'de meer recente studies van de wetenschappen, en ook van de geschiedenis en de filosofie, en hun bevindingen doen nieuwe vragen rijzen, die (... ) ook van de theologen nieuwe onderzoekingen eisen'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 62 De theologie 'helpt aldus het leraarsambt in zijn taak om immer een licht en gids voor de kerk te zijn'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 okt 1966). A.A.S. 58 (1966), 892

Van de andere kant situeren de theologen, met hun interpretatie, kennis en overdracht naar de hedendaagse wijze van denken, de leer en onderrichtingen van het leraarsambt in een bredere context en zij dragen er aldus toe bij, dat het volk Gods die beter verstaat. Zo 'helpen zij de waarheid, die het leraarsambt krachtens opdracht voorhoudt, ruimer verbreiding vinden en geven zij steun door verduidelijking, bevestiging en verdediging'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 okt 1966). A.A.S. 58 (1966), 891

Stelling 6

Het leraarsambt en de theologen verschillen ook wat betreft de graad van zeggingsmacht waarmee zij hun taak uitoefenen.

  1. Het leraarsambt ontleent zijn gezag aan de sacramentele wijding, die 'met de heiligingsmacht ook het leergezag en de bestuursmacht geeft'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Dit zogenaamde 'formele gezag' is tegelijk charismatisch en juridisch, en het fundeert het recht en het ambt van het leraarsambt, voor zover dit deelt in het gezag van Christus. Hierbij dient aangemerkt, dat het ambtelijk gezag om tot effect te leiden, vergezeld gaat zowel van het persoonlijk gezag dat de ambtsdrager heeft als dat van de zaak zelf die voorgehouden wordt.
  2. De theologen ontlenen hun specifiek theologisch gezag aan de waarde van hun wetenschappelijke arbeid, welke evenwel niet gescheiden kan worden van het eigen karakter van deze wetenschap als wetenschap van het geloof, die men niet beoefenen kan zonder de levende ervaring en praktisering van het geloof. Daarom komt aan de theologie in de kerk niet alleen een profaan-wetenschappelijk gezag toe maar een echt kerkelijk gezag, ingevoegd in de ordening van gezagsuitoefeningen die uit Gods woord voortvloeien en door kerkelijke zending bevestigd worden.
Stelling 7

Een zeker verschil tussen het leraarsambt en de theologen bestaat ook in de wijze waarop zij met de kerk verbonden zijn. Het is uiteraard duidelijk, dat én het leraarsambt én de theologen werkzaam zijn in en voor de Kerk. In de aard echter van deze kerkelijkheid meldt zich een onderscheid.

  1. Het leraarsambt is een officieel ambt, dat door het Wijdingssacrament wordt toevertrouwd. Als institutioneel Kerk-element kan het daarom alleen maar binnen de Kerk bestaan en de verschillende leden van het leraarsambt kunnen slechts voor hun kudde gebruik maken van hun gezag en gewijde macht om die in waarheid en heiligheid op te bouwen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 27 Dit leraarsambt betreft niet alleen de particuliere kerken, waarover de bisschoppen als hoofden zijn aangesteld, maar het reikt verder, want 'als leden van het bisschoppencollege ( ... ) zijn ze, ieder afzonderlijk, door de instelling en het gebod van Christus tot daadwerkelijke zorg voor de gehele kerk gehouden, een zorg die (...) aan het welzijn van de universele Kerk bij draagt'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23
  2. De theologie, ook als zij niet met een uitdrukkelijke kerkelijke opdracht beoefend wordt, kan slechts worden bedreven in levende gemeenschap met het geloof der Kerk. Vandaar dat alle gedoopten, voor zover zij enerzijds het leven van de Kerk actief delen en anderzijds wetenschappelijk competent zijn, theologie kunnen bedrijven. De impulsen daarbij ontvangen zij van de Heilige Geest in het leven der kerk en de sacramenten, de verkondiging van Gods woord en de daadwerkelijke beoefening der liefde.
Stelling 8

Een speciaal aspect van het verschil tussen leraarsambt en theologie betreft de vrijheid van elk en de daaruit voortvloeiende kritische functie ten overstaan van de gelovigen, de wereld en ook van elkaar.

  1. Het is duidelijk dat het leraarsambt uit zijn aard en instelling vrij is in het ten uitvoer brengen van zijn taak. Met deze vrijheid gaat een grote verantwoordelijkheid gepaard. Vandaar is het dikwijls moeilijk, maar niettemin noodzakelijk, die vrijheid zo aan te wenden, dat zij aan de theologen en andere gelovigen niet als arbitrair of te verregaand voorkomt. Anderzijds zijn er theologen die de wetenschappelijke vrijheid overschrijden door onvoldoende in het oog te houden, dat respect voor het leraarsambt deel uitmaakt van de wetenschappelijke elementen zelf die aan de theologische wetenschap eigen zijn. Bovendien leidt het hedendaagse democratische gevoel niet zelden tot weerstand uit solidariteit tegen activiteiten van het leraarsambt, dat zijn taak tot bescherming van geloofs- of zedenleer vervult.
    Het is echter noodzakelijk, alhoewel niet gemakkelijk, voor het leraarsambt een wijze van optreden te vinden die enerzijds vrij en vastberaden is en anderzijds niet arbitrair en ondermijnend voor het samenzijn in de Kerk.
  2. Met de vrijheid van het leraarsambt correspondeert op haar wijze de vrijheid die voortvloeit uit de echt wetenschappelijke verantwoordelijkheid van de theologen. Deze vrijheid is niet onbegrensd, maar, behalve dat zij noodzakelijk is voor de waarheid, geldt ook voor haar, dat 'bij het gebruik van alle vrijheden het morele beginsel van de persoonlijke en sociale verantwoordelijkheid onderhouden moet worden'. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 7 De taak evenwel van de theologen om de documenten van het leraarsambt van nu en van vroeger te interpreteren, in de context van geheel de geopenbaarde waarheid te plaatsen en met behulp van de hermeneutische wetenschap beter te doen verstaan, deze taak brengt op een of andere wijze ook een kritische functie mee, maar niet in negatieve doch in positieve zin.
Stelling 9
Bij het uitvoeren van hun onderscheiden taken ondervinden zowel het leraarsambt als de theologen niet zelden een zekere onderlinge spanning. Verwonderlijk is dit echter niet en het ligt niet in de verwachting, dat dergelijke spanningen hier op aarde ooit helemaal uitgesloten kunnen worden. Integendeel, waar echt geleefd wordt, daar doen zich ook spanningen voor. Dit betekent niet, dat wij van vijandschap of echte tegenstellingen zouden moeten spreken. Het gaat om vitaliteit en wij vinden hier een prikkel om gezamenlijk door middel van de dialoog de taken die ieder eigen zijn uit te voeren.

Document

Naam: STELLINGEN OVER DE VERHOUDING TUSSEN HET KERKELIJK LERAARSAMBT EN DE THEOLOGIE
Soort: Internationale Theologische Commissie
Datum: 6 juni 1976
Copyrights: © 1976, Katholiek Archief 31e jrg. nr. 16 p. 707-715
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 8 mei 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test