
6 juni 1976
De naam van theologen slaat op die leden van de kerk die door studie en leven in de kerkelijke geloofsgemeenschap gekwalificeerd zijn tot een bepaalde dienstverlening door op de wetenschappelijke wijze die de theologie eigen is Gods woord indringender te begrijpen en - als de Kerk hen zendt - daarin onderricht te geven.
Over het leraarsambt van de herders en over de theologen of leraren alsmede over hun onderlinge betrekkingen wordt in het Nieuwe Testament en in de traditie van de tijd daarna op analoge wijze gesproken, dus met overeenkomsten en met verschillen; met de continuïteit gaan nogal ingrijpende veranderingen gepaard. Met name de concrete wijze waarop beide op elkaar zijn aangewezen en op elkaar zijn afgestemd, is in de loop van de tijden veranderd.
In deze gemeenschappelijke dienst ten aanzien van de waarheid zijn het leraarsambt en de theologen beiden aan het volgende gebonden.
Deze band dient beleefd te worden niet slechts tussen de leden van het leraarsambt onderling en tussen de collega's-theologen onderling, maar evenzeer tussen het leraarsambt enerzijds en de theologen anderzijds, met behoud evenwel van de persoonlijke en onmisbare verantwoordelijkheid van de afzonderlijke theologen, zonder welke de wetenschap, ook die van het geloof, nooit vooruitgaat.
Allereerst is er sprake van verschil in functies die respectievelijk aan het leraarsambt en de theologen eigen zijn.
Van de ene kant onderwerpt de theologie 'in ieder groot socio-cultureel gebied de door God geopenbaarde daden en woorden, in de Heilige Schrift opgetekend en door de vaders en het leergezag van de Kerk verklaard, (... ) met een theologische beschouwingswijze ( ... ) en in het helder licht van de overlevering van de universele Kerk, aan een nieuw onderzoek'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 22 Trouwens, 'de meer recente studies van de wetenschappen, en ook van de geschiedenis en de filosofie, en hun bevindingen doen nieuwe vragen rijzen, die (... ) ook van de theologen nieuwe onderzoekingen eisen'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 62 De theologie 'helpt aldus het leraarsambt in zijn taak om immer een licht en gids voor de kerk te zijn'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 okt 1966). A.A.S. 58 (1966), 892
Van de andere kant situeren de theologen, met hun interpretatie, kennis en overdracht naar de hedendaagse wijze van denken, de leer en onderrichtingen van het leraarsambt in een bredere context en zij dragen er aldus toe bij, dat het volk Gods die beter verstaat. Zo 'helpen zij de waarheid, die het leraarsambt krachtens opdracht voorhoudt, ruimer verbreiding vinden en geven zij steun door verduidelijking, bevestiging en verdediging'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 okt 1966). A.A.S. 58 (1966), 891
Het leraarsambt en de theologen verschillen ook wat betreft de graad van zeggingsmacht waarmee zij hun taak uitoefenen.
Een zeker verschil tussen het leraarsambt en de theologen bestaat ook in de wijze waarop zij met de kerk verbonden zijn. Het is uiteraard duidelijk, dat én het leraarsambt én de theologen werkzaam zijn in en voor de Kerk. In de aard echter van deze kerkelijkheid meldt zich een onderscheid.
Een speciaal aspect van het verschil tussen leraarsambt en theologie betreft de vrijheid van elk en de daaruit voortvloeiende kritische functie ten overstaan van de gelovigen, de wereld en ook van elkaar.