6 juni 1976
'De relaties van het leraarsambt met de theologie zijn niet alleen zeer belangrijk (... ), maar zij moeten vandaag de dag zelfs van het hoogste gewicht geacht worden.' H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 okt 1966). A.A.S. 58 (1966), 890 De volgende stellingen trachten de betrekking te belichten van 'de aan het kerkelijk leraarsambt gegeven opdracht om de goddelijke openbaring te beschermen met de aan de theologie toevertrouwde taak om de geloofsleer te bestuderen en uit te leggen'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 okt 1966). A.A.S. 58 (1966), 890
De naam van theologen slaat op die leden van de kerk die door studie en leven in de kerkelijke geloofsgemeenschap gekwalificeerd zijn tot een bepaalde dienstverlening door op de wetenschappelijke wijze die de theologie eigen is Gods woord indringender te begrijpen en - als de Kerk hen zendt - daarin onderricht te geven.
Over het leraarsambt van de herders en over de theologen of leraren alsmede over hun onderlinge betrekkingen wordt in het Nieuwe Testament en in de traditie van de tijd daarna op analoge wijze gesproken, dus met overeenkomsten en met verschillen; met de continuïteit gaan nogal ingrijpende veranderingen gepaard. Met name de concrete wijze waarop beide op elkaar zijn aangewezen en op elkaar zijn afgestemd, is in de loop van de tijden veranderd.