H. Paus Johannes XXIII - 11 november 1961
Met deze lofprijzing stemt het Menologium van Gelasius volledig overeen, waarin dit vermeld staat:
"Onze Vader Leo dwingt wegens zijn talrijke deugden, zijn zelfbeheersing en zijn zuiverheid, aller bewondering af en als bisschop van het grote Rome heeft hij vele andere dingen op waardige wijze door zijn deugden tot stand gebracht; maar vooral heeft hij uitgeblonken in datgene, wat het ware geloof betreft". Migne, PG 117, 319
Eerbiedwaardige Broeders, Wij hebben dit in uw aller herinnering willen terugbrengen om u ervan te overtuigen dat deze uiterst waardevolle overeenstemming van eerbewijzen, waarmee in de oudheid de heiligheid van de H. Leo de Grote werd geprezen, zowel in de landen van het Oosten als die van het Westen gemeenschappelijk was. O, werden die bewijzen van de oude en gemeenschappelijke achting voor de H. Leo maar weer hernieuwd door hen, die vandaag de wetenschap van de Kerk vertegenwoordigen, maar die van de Kerk van Rome gescheiden zijn!
Want wanneer de betreurenswaardige geschilpunten, die juist betrekking hebben op de leer en de wijd verbreide activiteit van deze onsterfelijke Paus, waren opgelost, dan zou met een nog helderder licht dat geloof stralen, dat door henzelf wordt aanvaard: "Er is één God en ook één middelaar tussen God en de mensen: De mens Christus Jezus" (1 Tim. 2, 5).
Evenals Wij, die immers de H. Leo op de Stoel van Petrus te Rome zijn opgevolgd, met dezelfde krachtige geloofsovertuiging de goddelijke oorsprong belijden van het gebod van Jezus Christus aan Zijn Apostelen en hun opvolgers om het Evangelie aan alle volkeren te verkondigen en hun eeuwig geluk te verzekeren, zo wensen Wij vurig - en hier herhalen Wij de vrome wensen van de H. Leo - dat alle volkeren de weg zullen volgen die leidt naar de waarheid, de liefde en de vrede.
En om deze reden zelf, opdat namelijk de Kerk beter haar verheven taak kan voltooien, hebben Wij het plan opgevat om het Tweede Oecumenisch Concilie van het Vaticaan bijeen te roepen, en Wij vertrouwen daarbij volledig dat deze zo plechtige bijeenkomst van de Bisschoppen niet alleen door nauwere betrekkingen die eenheid van geloof, van eredienst en van gezag bevestigt, die een eigen en bijzonder kenteken is van de ware Kerk van Christus 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 10-16. hoofdstuk 3 , maar dat zij ook de ogen van zeer velen op zich richt, die de naam van christen dragen en dat zij hen allen aanspoort om zich te verzamelen rond "De grote Herder van de schapen" (Hebr. 13, 20), die aan Petrus en diens opvolgers zijn kudde ter voortdurende bewaking heeft toevertrouwd Vgl. Joh. 21, 15-17
Wij verlangen dat Onze vurige oproep, waarmee Wij allen tot de eenheid van de Kerk uitnodigen, de stem laat weerklinken van Leo, die in de vijfde eeuw deze zelfde eenheid telkens weer opnieuw de gelovigen heeft ingeprent. Eveneens wensen Wij die prachtige woorden te herhalen, die tot de gelovigen van alle Kerken zijn gericht door de H. Ireneus, die volgens het plan van de Goddelijke Voorzienigheid vanuit Azië is geroepen om de bisschopszetel van Lyon te bezetten en die hij met zijn martelaarschap heeft gesierd. Want nadat hij op de ongeschonden en nooit onderbroken reeks Pausen had gewezen, aan wie de macht van de beide Prinsen der Apostelen als erfgoed is overgeleverd H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 1. III, c, 2, n 2. PG 7, 848, spoort hij alle christenen aldus aan:
"Wegens haar groter gezag moet iedere Kerk, d.w.z. alle gelovigen die er zijn, met deze Kerk overeenkomen; en door de gemeenschap met haar hebben al die gelovigen (of ook: al de hoofden van de kerken) de apostolische traditie bewaard" H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 1. III, c, 2, n 2. PG 7, 848
Smachtend verlangen Wij ernaar dat Onze oproep tot eenheid een weerklank moge zijn van de bede, die de Redder van het menselijk geslacht in het laatste Avondmaal tot Zijn Vader heeft gericht: "Mogen ze allen één zijn zoals Gij, Vader, het zijt in Mij en Ik in U; mogen ze ook één zijn in Ons" (Joh. 17, 21).
Wie zou eraan twijfelen dat dit gebed door de hemelse Vader zó wordt verhoord als door Hem het bloedig Kruisoffer is aanvaard? Heeft Christus de Heer niet verzekerd dat Hij altijd door de Vader zou verhoord worden?. Vgl. Joh. 11, 42 Daarom geloven Wij ook met een vast geloof dat de Kerk, waarvoor Christus Zelf gebeden heeft, waarvoor Hij zich op het Kruis heeft geofferd, en aan wie Hij beloofd heeft dat haar Zijn machtige hulp nooit zou ontbreken, altijd één, heilig, katholiek en apostolisch geweest is en zal blijven, zoals door haar Stichter is bepaald.
Maar helaas, wij zien in deze tijd, juist zoals vroeger, dat de Kerk niet die eenheid toont, krachtens welke al degenen, die in Christus geloven, ook hetzelfde geloof belijden, dezelfde eredienst gebruiken en aan hetzelfde oppergezag gehoorzamen. Toch constateren Wij tot Onze blijde troost en met hoopvolle verwachting dat er in de verschillende delen van de wereld door meerderen steeds talrijker pogingen in het werk worden gesteld, die er met veel moed naar streven om te bereiken, dat onder de Christenen van de gehele wereld ook die zichtbare eenheid wordt hersteld, die op een waardige wijze zal voldoen aan de bedoelingen, de opdracht en de wensen van de Goddelijke Verlosser. Daar Wij echter de overtuiging hebben, dat deze eenheid die door zoveel mensen van goede wil onder ingeving van de H. Geest gewenst wordt, op generlei wijze kan bereikt worden dan volgens deze voorspelling van Christus: "Het zal worden één schaapstal en één herder" (Joh. 10, 16).
Wij smeken dan ook in Ons gebed dezelfde Christus, die wij als bemiddelaar en voorspreker hebben bij de Vader Vgl. 1 Tim. 2, 5
Vgl. 1 Joh. 2, 1
, dat alle christenen de kentekenen mogen herkennen, waardoor de ware Kerk van de andere wordt onderscheiden, en dat zij zich als haar meest toegewijde zonen bij haar mogen aansluiten.
Moge dan ook de zeer goedertierene God geven, dat deze zo lang verwachte dag, waarop de gelukkige eensgezindheid van allen zal worden bereikt, zo spoedig mogelijk zal aanbreken! zullen allen, die door Christus zijn verlost, in één familie verenigd, tezamen Gods barmhartigheid prijzen en in zeer grote vreugde gezamenlijk met de oude Psalmist zingen: "Zie hoe goed en aangenaam het is om als broeders met elkaar te wonen!" (Ps. 132, 1).
Deze vrede nu, waardoor de kinderen van eenzelfde Vader en de mede-erfgenamen van eenzelfde eeuwig geluk zich met elkaar zullen verzoenen, zal de heerlijke triomf verzekeren van het Mystieke Lichaam van Jezus Christus.