
H. Paus Paulus VI - 28 oktober 1965
Eerbiedwaardige broeders en beminde zonen,
Gij hebt zojuist de woorden van de Apostel vernomen over de werking van Christus de Heer die vanuit de hemel Zijn werk in de Kerk voortzet. Dit werk geldt niet alleen de instandhouding van wat Hijzelf gedurende Zijn aardse leven heeft volbracht, maar het betreft ook de opbouw, namelijk de vooruitgang en de groei, zoals Hij overigens zelf op die bekende plaats van het Evangelie heeft aangekondigd, toen Hij beloofde de organische en geordende groei te verzekeren van het gebouw, door Hem opgericht op de Steenrots die Hij had Uitgekozen en geschikt gemaakt om zo'n zware last te dragen: ,Ik zal Mijn Kerk bouwen' (Mt. 16, 18). In het gedeelte van het Epistel aan de christenen van Efese dat ons ter overweging is voorgesteld, zegt de Heilige Paulus immers: ,Hij is het ook die sommigen gegeven heeft als apostelen, anderen als profeten, anderen als evangelisten, weer anderen als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten voor het werk der bediening, tot opbouw van het Lichaam van Christus, totdat wij allen te zamen geraken tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de Volheid van de Christus' (Ef. 4, 11-13).
Deze werkelijkheid, goddelijk in haar oorsprong, menselijk in haar historisch en experimenteel karakter, kan men ook in onze tijd met de geestelijke zintuigen waarnemen, als deze maar voor zo'n groot wonder openstaan. Wij kunnen het messiaanse woord, dat Christus gesproken heeft, tot het onze maken: ,Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan' (Lc. 4, 21).
Wij zullen liever zeggen, dat het uiterst nuttig voor Ons ambt zal zijn, als Wij, zelfs na hun afkondiging, opnieuw en rustig deze beslissingen zullen overzien die de Kerk heeft genomen; in de meest verheven en verantwoordelijke uitoefening van haar taak en ongetwijfeld onder invloed van de Heilige Geest heeft de Kerk deze beslissingen geput uit haar innerlijke wijsheid en zij beschouwt ze als het resultaat van haar liefdevolle en intense bezorgdheid; zij houdt ze zichzelf voor als een nieuwe verplichting die haar niet zwaar valt, maar die haar steun geeft en opheft en haar de volheid, de zekerheid en de vreugde schenkt, waaraan Wij geen andere naam kunnen geven dan die van leven.