H. Paus Johannes Paulus II - 8 december 2002
Nog maar twee jaar voor het verschijnen van H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963), in 1961, werd de "Berlijnse Muur" opgetrokken om niet alleen twee delen van de stad te verdelen en tegen elkaar op te zetten, maar ook nog twee manieren om het aardse rijk te begrijpen en op te bouwen. Aan weerszijden van de Muur ontwikkelde zich een verschillende levensstijl, gedicteerd door elkaar vaak tegensprekende regels en in een verwarde sfeer van verdachtmaking en wantrouwen. Als visie op de wereld en als concrete organisatie van het leven, heeft deze muur de hele mensheid getekend en is hij binnengedrongen in het hart en de geest van individuele mensen, verdeeldheid zaaiend die wel bestemd leek om eeuwig te blijven duren.
Precies zes maand voor de publicatie van de encycliek en dat terwijl kort daarvoor in Rome het Tweede Vaticaanse Concilie plechtig was geopend, stond de wereld bovendien aan de rand van een kernoorlog naar aanleiding van de rakettencrisis op Cuba. De weg naar een wereld van vrede, gerechtigheid en vrijheid leek geblokkeerd. Nogal wat mensen gingen ervan uit dat de mensheid veroordeeld leek om nog lang te moeten leven in de onzekere omstandigheden van de Koude Oorlog, onder de voortdurende dreiging van het spookbeeld dat één enkele agressie of incident voldoende zou zijn om van de ene dag op de andere de ergste oorlog uit de hele mensengeschiedenis te doen losbarsten. Het gebruik van kernwapens zou die inderdaad hebben kunnen doen uitmonden in een conflict, dat de toekomst zelf van de mensheid in gevaar zou brengen.
Met de klare blik hem eigen, benoemde Johannes XXIII de wezenlijke voorwaarden voor vrede, namelijk de vier basisvereisten van de menselijke geest: de waarheid, de gerechtigheid, de liefde en de vrijheid Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 35. De waarheid, schreef hij, zal het fundament uitmaken van de vrede als elk mens zich in alle eerlijkheid bewust wordt dat hij, naast zijn rechten, ook plichten heeft tegenover de medemens. De gerechtigheid zal vrede vestigen als eenieder concreet de rechten van de ander respecteert en zich voluit inzet om zijn plichten tegenover de ander te vervullen. De liefde zal gist van vrede zijn als mensen de noden van de anderen als hun eigen zullen beschouwen en als ze samen met de anderen zullen delen wat ze bezitten, te beginnen met de waarden van de geest. De vrijheid tenslotte, zal de vrede voeden en zal haar vrucht laten dragen op voorwaarde dat, in de keuze voor de middelen om het doel te bereiken, de individuele mensen de weg van de rede volgen en moedig de verantwoordelijkheid voor hun daden opnemen.
Heden en toekomst bekijkend doorheen de ogen van het geloof en de rede, had de zalige Johannes XXIII de diepste impulsen, die toen al in de geschiedenis aan het werk waren, ontwaard en geïnterpreteerd. Hij wist maar al te goed dat de dingen niet altijd zijn zoals ze aan de oppervlakte verschijnen. Ondanks de oorlogen en de oorlogsdreigingen zag hij ook nog iets anders aan het werk in de mensengeschiedenis, iets wat de paus aanvoelde als het veelbelovende begin van een spirituele ommekeer.
Tegenover het groeiende bewustzijn van de rechten van de mens op nationaal en internationaal niveau begreep Johannes XXIII de aan dit fenomeen inherente kracht en zijn buitengewone vermogen om de geschiedenis te veranderen. Wat enkele jaren later verrassend genoeg ook bleek, voor in Centraal- en Oost-Europa en zijn inzicht op een bijzondere manier bevestigde. De weg naar de vrede, leerde de paus in zijn encycliek, moest doorheen de verdediging en de bevordering van de fundamentele mensenrechten. Inderdaad, elke mens geniet van deze rechten, niet als een voorrecht dat toegekend wordt aan een welbepaalde sociale klasse of door de staat, maar als een prerogatief dat hem eigen is als persoon: "Het fundament van elke goed geordende en vruchtbare samenleving is het principe dat elk menselijk wezen een persoon is, d.w.z. een wezen begiftigd met intelligentie en een vrije wil. Juist daardoor beschikt hij over rechten en plichten, die zowel de ene als de andere in hun geheel en onmiddellijk voortvloeien uit zijn wezen: daarom ook zijn ze universeel, onschendbaar en onvervreemdbaar" H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 9.
In de encycliek ging het niet om louter abstracte ideeën, maar om ideeëngoed met verreikende praktische consequenties, zoals de geschiedenis niet eens veel later zou bewijzen. Op basis van de overtuiging dat alle menselijke leven gelijkwaardig is en dat de samenleving bijgevolg haar structuren op die vooronderstelling moet afstemmen, ontstonden vrij snel bewegingen voor de rechten van de mens, die op die manier een van de grootste dynamische krachten van de hedendaagse geschiedenis een concrete politieke vorm probeerden te geven. De bevordering van de vrijheid werd beschouwd als een onontbeerlijk onderdeel van de daadwerkelijke inzet voor de vrede. Die bewegingen, die in vrijwel alle delen van de wereld opdoken, droegen bij in het omvergooien van dictatoriale bestuursvormen en dwongen die te vervangen door andere, meer democratische en participatieve bestuursvormen. In werkelijkheid bewezen ze dat vrede en vooruitgang maar verworven kunnen worden door middel van het respect voor de universele morele wet, ingeschreven in het hart van de mens Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De mensheid heeft moed nodig voor de toekomst, Voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de wereldorganisatie (5 okt 1995), 4 .
Het behoeft dan ook geen verbazing dat Johannes XXIII op dat vlak heel veel verwachtte van de op 26 juni 1945 opgerichte Verenigde Naties. Hij zag in de VN een geloofwaardig instrument om de wereldvrede te handhaven en te versterken. Om die reden apprecieerde hij in het bijzonder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948, die hij beschouwde als "een stap in de richting van de oprichting van een juridisch-politieke organisatie van de wereldgemeenschap" H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 144. In die Verklaring werden inderdaad de morele fundamenten vastgelegd voor het ontwerp van een wereld gekarakteriseerd door orde, en niet door wanorde, door dialoog en niet door macht. Vanuit dit perspectief liet de paus verstaan dat de verdediging van de rechten van de mens door de VN het onmisbare uitgangspunt betekende voor de ontwikkeling van het vermogen van de VN zelf om de internationale veiligheid te bevorderen en te verdedigen.
Niet alleen is de pioniersvisie van paus Johannes XXIII, meer bepaald het vooruitzicht van een openbaar gezag ten dienste van de mensenrechten, de vrijheid en de vrede, nog lang niet helemaal gerealiseerd, ongelukkig genoeg is er ook de vaststelling van de talrijke aarzelingen van de internationale gemeenschap inzake de plicht de mensenrechten te respecteren en toe te passen. Die plicht slaat op alle fundamentele rechten en laat dan ook geen speelruimte voor willekeurige keuzes, die zouden kunnen leiden naar vormen van discriminatie en onrecht. Tezelfdertijd zijn wij getuige van de toename van een zorgwekkende scheiding tussen een reeks van nieuwe, door hoogtechnologische samenlevingen gestimuleerde "rechten" enerzijds en anderzijds elementaire mensenrechten, die nog altijd niet gerespecteerd worden, vooral niet in situaties van onderontwikkeling. Ik denk hier bijvoorbeeld aan het recht op voeding, drinkbaar water, huisvesting, zelfbeschikking en onafhankelijkheid. Vrede vereist dat die kloof op een dwingende en definitieve manier wordt gedicht.
Er dient nog te worden opgemerkt dat de internationale gemeenschap, die sinds 1948 over een charter van de rechten van de menselijke persoon beschikt, op z'n minst nagelaten heeft zoals het hoort aan te dringen op de plichten die eruit voortvloeien. In werkelijkheid is het juist de plicht, die het kader vastlegt waarbinnen de rechten zijn vervat om zich niet op een puur willekeurige manier te laten gelden. Een groter bewustzijn van de universele menselijke plichten zou een grote troef betekenen voor de zaak van de vrede omdat ze de morele basis levert van de door iedereen gedeelde erkenning van een ordening van de dingen, die niet afhangt van de wil van een individu noch van een bepaalde groep.
In dat opzicht zou ik met bescheiden moed willen doen opmerken dat het eeuwenoude onderricht van de Kerk over de vrede, begrepen als "tranquillitas ordinis" - "de rust van de ordening" in de definitie van Sint-Augustinus H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 19,13 - zich eveneens in het licht van de verdieping van H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963) heeft laten kennen als bijzonder betekenisvol voor de huidige wereld en dat zowel voor de staatsleiders als voor de eenvoudige burgers. Dat er grote wanorde heerst in de situatie van de hedendaagse wereld, is een vaststelling die gemakkelijk door iedereen wordt gedeeld. De vraag die zich stelt, is dus de volgende: welk type van ordening vermag die wanorde te vervangen om mannen en vrouwen de mogelijkheid te bieden te kunnen leven in vrijheid, gerechtigheid en veiligheid? En vermits de wereld, ondanks alle wanorde, bezig is zich op vele domeinen (economisch, cultureel en zelfs politiek) te organiseren, rijst een andere, dringende vraag: volgens welke principes moeten die nieuwe vormen van wereldordening zich ontwikkelen?
Deze gewichtige vragen tonen aan dat het probleem van de ordening in wereldzaken, dat ook het probleem van de correct begrepen vrede uitmaakt, geen abstractie kan maken van aan morele principes gelieerde problemen. Met andere woorden, vanuit dat oogpunt bekeken ziet men evenzeer het bewustzijn opduiken dat het probleem van de vrede niet kan worden losgezien van dat van de menselijke waardigheid en de mensenrechten. Daar ligt ontegensprekelijk een van de blijvende waarheden van H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963), die we ons op de veertigste verjaardag ervan maar beter kunnen blijven herinneren en ons erover bezinnen.
Is de tijd niet gekomen waarop iedereen moet gaan samenwerken aan de vestiging van een nieuwe organisatie van de hele menselijke familie om zo vrede en harmonie tussen de volkeren de verzekeren en tezelfdertijd hun integrale vooruitgang te bevorderen? Het is belangrijk elk misverstand ter zake te vermijden: er is hier geen sprake van de vestiging van een mondiale Superstaat! Er dient veel meer te worden onderstreept dat dringend werk ervan moet worden gemaakt de al gemaakte vooruitgang te versnellen om te kunnen beantwoorden aan de zo goed als universele vraag naar democratische middelen in de uitoefening van het politieke gezag, zowel internationaal als nationaal, en om ook tegemoet te komen aan de eis voor transparantie en geloofwaardigheid op alle niveaus van het openbare leven. Vertrouwend op de in het hart van elk mens aanwezige goedheid, wilde paus Johannes XXIII zich daarop verlaten en riep hij de hele wereld op tot een nobeler visie op het openbare leven en de uitoefeningen van het openbare gezag. Stoutmoedig spoorde hij de wereld aan om haar toenmalige toestand van wanorde te overstijgen en zich nieuwe vormen van internationale ordening te verbeelden, die op de maat van de menselijke waardigheid zijn gesneden.
Nergens anders zonder twijfel dan in de dramatische situatie van het Nabije Oosten en van het Heilig Land ervaart men intenser de noodzaak om op een correcte mannier gebruik te maken van het politieke gezag. Dag aan dag, jaar na jaar, heeft het gecumuleerde effect van een ten top gedreven wederzijdse weigering en van een niet eindigende opeenvolging van gewelddaden en vergeldingen tot nu toe elke poging tot ernstige dialoog over de eigenlijke op het spel staande problemen stuk geslagen. De onzekerheid van de situatie is zo mogelijk nog dramatischer geworden door het heersende belangenconflict tussen de leden van de internationale gemeenschap. Zolang als de verantwoordelijken niet bereid zijn moedig hun manier om met de macht om te gaan en het welzijn van hun volk te verzekeren in vraag te stellen, blijft het moeilijk zich voor te stellen dat men ooit echt vooruitgang zal boeken op weg naar vrede. De broederstrijd die elke dag weer het Heilig Land op zijn grondvesten doet daveren en waarbij de krachten die de onmiddellijke toekomst van het Midden-Oosten verondersteld worden te smeden tegen elkaar worden uitgespeeld, laat de dwingende behoefte zien aan mannen en vrouwen, die overtuigd zijn van de noodzaak van een politiek die gebaseerd is op het respect voor de waardigheid en de rechten van de menselijke persoon. Een dergelijke politiek is zonder twijfel veel meer in het voordeel van iedereen dan het behoud van de huidige conflictsituaties. Van die waarheid moet worden uitgegaan. Zij is altijd veel meer bevrijdend dan elke vorm van propaganda, vooral als deze propaganda moet dienen om bedoelingen te verbergen waarvoor men niet durft uit te komen.
Pacta sunt servanda, zegt het antieke adagium. Als alle aangegane verbintenissen moeten worden gerespecteerd, dan moet in het bijzonder erover worden gewaakt dat de verbintenissen tegenover de armen worden nagekomen. Gedane beloften, die in de ogen van de armen worden beschouwd als van vitaal belang, nièt nakomen, is voor hen bijzonder frustrerend. Vanuit dit perspectief bekeken, betekent het niet respecteren van aangegane verbintenissen ten opzichte van de Derdewereldlanden een ernstig moreel probleem en plaatst het onrecht van de nog heersende ongelijkheden in de wereld in een nog sterker daglicht. Het lijden dat door armoede wordt veroorzaakt, wordt op een dramatische manier nog versterkt door het gebrek aan vertrouwen. Het eindresultaat ervan is het verdwijnen van elke hoop. Aanwezigheid van vertrouwen in de internationale relaties betekent dan ook een sociaal kapitaal met een fundamentele waarde.
De godsdienst bezit een vitale rol in het opwekken van gebaren van vrede en het duurzaam maken van de voorwaarden voor vrede. Ze kan die rol nog doeltreffender opnemen als ze zich nog vastberadener concentreert op wat haar eigen is: het zich openstellen voor God, het aanleren van een universele broederschap en de bevordering van een cultuur van solidariteit. Dat was precies de bedoeling van de "Dag van Gebed voor de Vrede", die ik op 24 januari 2002 in Assisi Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Angelus/Regina Caeli, Vredesbijeenkomst Assisi (18 nov 2001) heb georganiseerd en waarbij vertegenwoordigers van talrijke andere godsdiensten waren betrokken. De gebedsdag moest de uitdrukking zijn van de zorg voor vredesopvoeding door het verspreiden van een spiritualiteit en cultuur van vrede.
In de dageraad van een nieuw jaar in de geschiedenis van de mensheid, mag dit de wens zijn die spontaan uit de grond van mijn hart opstijgt: dat in alle geesten het aanstekelijke vuur moge oplaaien van een vernieuwde instemming met de verheven zending, die de encycliek H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963) veertig jaar geleden voorlegde aan alle mannen en vrouwen van goede wil! Die opdracht, die de encycliek zelf als "immens" bestempelde, bestaat in "het herstellen van de samenhangen van het leven in gemeenschap op basis van waarheid, gerechtigheid, liefde en vrijheid". De paus preciseerde vervolgens dat hij refereerde aan "de verhoudingen van privé-personen onder elkaar, de verhoudingen tussen burgers en de staat, die tussen staten onderling en de verhoudingen tenslotte tussen individuen, families, instellingen en staten aan de ene kant en de wereldgemeenschap aan de andere kant". Hij besloot met het herhalen dat het engagement "de ware vrede te laten heersen in de door God gevestigde orde een nobele taak voor eenieder" betekende H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 163.
De veertigste verjaardag van H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963) is een gunstige gelegenheid om terug te keren naar de profetische lering van Paus Johannes XXIII. Katholieke gemeenschappen weten hoe ze deze verjaardag dit jaar kunnen vieren met initiatieven die, naar ik hoop, een oecumenische en interreligieuse karakter heeft en open zal zijn die ten diepste de wens hebben "om de barrières, die hen scheiden, te doorbreken, de banden van de onderlinge liefde te versterken, om begrip te tonen voor elkaar, om te vergeven aan hen, die hun onrecht deden. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 171 Ik laat deze wensen vergezeld gaan van mijn gebed voor de almachtige God, bron van alle goeds, die ons oproept vanuit situaties van onderdrukking en conflict naar de vrijheid en de samenwerking voor het goed van iedereen: moge Hij de mensen uit alle hoeken van de wereld helpen bij het bouwen aan een wereld van vrede, altijd steviger gegrondvest op de vier pijlers die de zalige Johannes XXIII iedereen aanreikte in zijn historische encycliek: waarheid, gerechtigheid, liefde en vrijheid!
Vaticaan, 8 december 2002.
Johannes Paulus II