H. Paus Paulus VI - 8 december 1975
Toch belichaamt deze universele Kerk zich in feite in de particuliere Kerken, die op hun beurt bestaan uit het een of ander concrete deel van de mensheid, die een bepaalde taal spreken, die schatplichtig zijn aan hun cultureel erfgoed, aan een wereldbeeld, een historisch verleden, een bepaald menselijk substraat. De openheid voor de rijkdommen van de particuliere Kerken hangt samen met een bijzondere gevoeligheid van de moderne mens.
Maar we moeten er ons voor hoeden de universele Kerk te begrijpen als de optelsom of, om zo te zeggen, de ietwat merkwaardige federatie van onderling wezenlijk verschillende particuliere Kerken. Naar de bedoeling van de Heer is het dezelfde Kerk die enerzijds universeel is door roeping en door zending, en die anderzijds, wanneer zij wortel schiet in de cultureel, sociaal en menselijk zo verscheiden gebieden van deze wereld, overal een andere uitwendige gestalte en uitdrukkingsvormen aanneemt. Dat houdt in dat iedere particuliere Kerk die zich vrijwillig van de universele Kerk afscheidt, haar verwijzing naar het plan van God verliest en in haar kerkelijke dimensie verarmt. Anderzijds zou de Kerk - "verspreid over de hele wereld" - een abstractie worden, als zij zich niet zou belichamen en tot leven zou komen in de particuliere Kerken. Alleen wanneer men voortdurend deze twee polen van de Kerk in de gaten houdt, kan men zicht krijgen op de rijkdom van deze band tussen de universele Kerk en de particuliere Kerken.