H. Paus Paulus VI - 8 december 1975
Op dit punt van onze bezinning, willen wij met U, broeders, zonen en dochters, stilstaan bij een kwestie die tegenwoordig bijzonder van belang is. De eerste christenen brachten - in de liturgische viering, in hun getuigenis voor rechters en beulen, in hun apologetische teksten - graag hun diep geloof in de Kerk tot uitdrukking, haar belijdend als verspreid over de hele wereld. Zij waren zich ten volle bewust tot een grote gemeenschap te behoren die noch ruimte noch tijd zouden kunnen begrenzen: "Van Abel, de rechtvaardige, tot de laatste uitverkorene" H. Paus Gregorius de Grote, Homilieën over de Evangelies, In Evangelium Homiliae. 19, 1: PL 76, 1154, "tot aan de uiteinden van de aarde" (Hand. 1, 8) Vgl. Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. 9, 1: Funk, Patres apostolici, 1, 22, "tot aan de voleinding der wereld" (Mt. 28, 20).
Zo heeft de Heer zijn Kerk gewild: universeel, een grote boom, tussen de takken waarvan zich de vogels van de hemel nestelen Vgl. Mt. 13, 22 , een net dat alle soorten vis verzamelt Vgl. Mt. 13, 47 , of dat Petrus aan wal sleept met honderddrieënvijftig grote vissen Vgl. Joh. 21, 11 , een kudde door één enkele herder naar de weide gebracht Vgl. Joh. 10, 1-16 . Een universele Kerk zonder grenzen of begrenzing, met uitzondering helaas van die van het hart en van de geest van de zondaar.