H. Paus Paulus VI - 8 december 1975
Toch blijft dat onvoldoende, want zelfs het mooiste getuigenis zal op den duur krachteloos blijken als het niet wordt toegelicht en verantwoord - Petrus noemde dat "rekenschap geven van de hoop die in u leeft" (1 Petr. 3, 15) - en als het niet expliciet gemaakt wordt door een heldere en ondubbelzinnige verkondiging van de Heer Jezus.
De Blijde Boodschap, verkondigd door het getuigenis van het leven, zal dus vroeg of laat verkondigd moeten worden door een woord van leven. Er is geen sprake van echte evangelisatie als de naam, het onderricht, het leven, de beloften, het mysterie van Jezus van Nazaret, de Zoon van God, niet worden verkondigd.
Al vanaf de toespraak van Petrus op Pinkstermorgen is de geschiedenis van de Kerk met de geschiedenis van deze verkondiging vermengd en verweven. Voortdurend geplaagd door het verlangen om te evangeliseren, wordt de Kerk bij elke nieuwe etappe van de menselijke geschiedenis slechts door één zorg gedreven: wie uit te zenden om het mysterie van Jezus te verkondigen? In welke taal dit mysterie verkondigen? Hoe er voor te zorgen dat het gehoord wordt en aankomt bij degenen die het moeten horen? Deze verkondiging - kerygma, prediking of catechese - neemt in de evangelisatie zo'n belangrijke plaats in, dat zij er dikwijls het synoniem voor geworden is. Toch vormt zij er slechts een aspect van.