
Paus Franciscus - 23 november 2013
Geliefde catechumenen,
Dit slotmoment van het Jaar van het Geloof brengt jullie hier samen, met jullie catechisten en familieleden, als vertegenwoordigers van de vele andere mannen en vrouwen die, in verschillende delen van de wereld, dezelfde geloofsweg gaan. Spiritueel zijn op dit ogenblik allen verbonden. Jullie komen van veel verschillenden landen, met verschillende culturele tradities en ervaringen. En toch, vanavond ervaren we dat we onder ons veel zaken gemeenschappelijk hebben. Boven alles één: het verlangen naar God. Dit verlangen wordt uitgedrukt door de woorden van de Psalmist: “Zoals het hert de beekjes zoekt, zo zoekt mijn geest naar U, mijn God. Mijn ziel heeft dorst naar God, de God die leeft, zal ik Hem ooit bereiken en zijn aanschijn zien?” (Ps. 42, 2-3). Dit verlangen levend houden is zo belangrijk, dit zuchten om de Heer te ontmoeten en Hem te ervaren, zijn liefde en zijn barmhartigheid te ervaren! Als deze dorst naar de levende God begint te tanen, loopt het geloof het gevaar gewoonte te worden, loopt het gevaar uit te doven als een vuur dat niet meer opgerakeld wordt. Loopt het gevaar ”ranzig” te worden, zonder richting.
Het tweede element is de ontmoeting. De twee leerlingen ontmoeten de Heer en blijven bij Hem. Na Hem ontmoet te hebben stellen ze onmiddellijk iets nieuws in hun hart vast: de behoefte om hun vreugde met anderen te delen zodat ook zij Hem zouden kunnen ontmoeten. Andreas ontmoet inderdaad zijn broer Simon en brengt hem bij Jezus. Wat doet het ons goed dit tafereel te schouwen! Het herinnert er ons aan dat God ons niet geschapen heeft om alleen te blijven, opgesloten in onszelf, maar om Hem te kunnen ontmoeten en om ons open te maken voor de ontmoeting met de anderen. God komt al eerste naar elk van ons. Dat is verrukkelijk! Hij komt naar ons toe! In de Bijbel is het altijd God die als eerste het initiatief neemt om de mens te ontmoeten: Hij is het die de mens zoekt. En gewoonlijk zoekt Hij hem precies op het ogenblik dat de mens de bittere en tragische ervaring heeft God te verraden en Hem te ontvluchten. God wacht niet om hem te zoeken. Meteen gaat Hij op zoek. Onze Vader is een geduldige zoeker! Hij gaat ons vooruit en wacht altijd op ons. Hij wordt het niet moe op ons te wachten. Hij gaat niet van ons weg, maar heeft het geduld om het gunstige moment af te wachten voor de ontmoeting met elk van ons. En wanneer de ontmoeting plaats heeft is het nooit een vluchtige ontmoeting want God wil lang bij ons blijven om ons te ondersteunen, ons te troosten en om ons zijn vreugde te schenken. God haast zich altijd om ons te ontmoeten maar nooit heeft Hij haast om ons te verlaten. Hij blijft bij ons. Zoals wij naar Hem zuchten en naar Hem verlangen, zo ook verlangt Hij bij ons te blijven, want wij horen Hem toe, we zijn zijn “zaak”, we zijn zijn schepselen. Ook Hij, zo mogen we zeggen, dorst naar ons om ons te ontmoeten. Onze God is dorstig naar ons. En dit is het hart van God. Het is mooi dit te ervaren.