INSTRUMENTUM LABORIS T.B.V. DE 3E BIJZONDERE BISSCHOPPENSYNODEDe pastorale uitdagingen betreffende het gezin in het kader van de evangelisatie
(Soort document: Bisschoppensynodes)
24 juni 2014
Met betrekking tot het thema van het openstaan voor het leven zijn er de laatste decennia radicale bezwaren gemaakt. Op dit terrein roert men zeer intieme dimensies en aspecten van het bestaan aan, waarover de wezenlijke verschillen aan het licht komen tussen een christelijke visie op leven en seksualiteit en een sterk geseculariseerde opvatting. Daarom was Paulus VI reeds bij de publicatie van de encycliek
H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) zich zeer bewust van de moeilijkheden die zijn uitspraken mettertijd zouden kunnen veroorzaken. Zo schreef hij bijvoorbeeld in dat document: “Het valt te voorzien dat deze traditionele leer wellicht niet door allen gemakkelijk zal worden aanvaard: er zijn teveel stemmen die een geluid laten horen dat, nog versterkt door de moderne communicatiemiddelen, tegengesteld is aan dat van de Kerk. Zij verbaast zich er echter niet over dat zij, evenals haar goddelijke stichter, tot een ‘teken van tegenspraak’ wordt gemaakt, maar zij laat het niet na met nederige vastberadenheid de zedelijke wet, zowel de natuurlijke als de evangelische, te verkondigen”.
H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 18
De antwoorden betreffende de kennis van de leer van de Kerk aangaande het openstaan van de echtgenoten voor het leven beschrijven met een bijzondere verwijzing naar
H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) op realistische wijze het feit dat deze encycliek in de overgrote meerderheid van de gevallen niet bekend is in haar positieve dimensie. Zij die beweren haar te kennen, behoren meestal tot kerkelijke verenigingen en groepen die in het bijzonder veel in parochies komen of betrokken zijn bij trajecten van gezinsspiritualiteit. In de overgrote meerderheid van de binnengekomen antwoorden wordt naar voren gebracht hoe de morele waardering van de verschillende methodes van geboorteregeling vandaag door de algemene mentaliteit wordt opgevat als een inmenging in het intieme leven van het echtpaar en als een beperking van de autonomie van het geweten. Er zijn zeker verschillen in standpunt en verschillende houdingen onder de gelovigen omtrent dit thema, al naar gelang de geografische en maatschappelijke context, tussen degenen die leven te midden van een sterk geseculariseerde en vertechniseerde cultuur, en degenen die leven in een eenvoudige en rurale context. In veel antwoorden komt de indruk naar voren dat voor heel wat katholieken het idee “verantwoordelijk vader- en moederschap” de gedeelde verantwoordelijkheid inhoudt in geweten de meest adequate methode te kiezen voor de geboorteregeling, op grond van een aantal criteria die via werkelijke uitvoerbaarheid gaan van doeltreffendheid tot fysieke dragelijkheid.
In enkele antwoorden wordt de wijd verbreide contraceptieve mentaliteit in verband gebracht met de massale aanwezigheid van de genderideologie, die ertoe neigt enkele fundamentele bestanddelen van de antropologie te veranderen, waaronder de betekenis van het lichaam en het verschil in geslacht, dat wordt vervangen door het idee van de geslachtsoriëntatie, waarbij men zelfs een omkeren van de geslachtsidentiteit voorstelt. Wat dit betreft, wordt er door velen de noodzaak naar voren gebracht verder te gaan dan de algemene veroordelingen ten opzichte van deze ideologie, die steeds meer overal doordringt, om een gefundeerd antwoord te geven op dit standpunt, dat zich vandaag in veel westerse maatschappijen wijdvertakt heeft verspreid. In deze zin is het diskrediet dat aan het standpunt van de Kerk inzake vader- en moederschap wordt gegeven, alleen maar een stukje in het mozaïek van de antropologische verandering die sommige zeer invloedrijke kringen bevorderen. Het antwoord zal daarom niet alleen de kwestie van voorbehoedsmiddelen of natuurlijke methoden mogen betreffen, maar zal moeten liggen op het niveau van de beslissende menselijke ervaring van de liefde door de intrinsieke waarde te ontdekken van het verschil dat het menselijk leven en zijn vruchtbaarheid kenmerkt.
Vanuit pastoraal standpunt wordt er in de antwoorden in zeer gevallen gewezen op de behoefte aan een grotere verspreiding - in een nieuw taalgebruik, en daarbij een coherente antropologische visie voorhoudend - van hetgeen in
H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) wordt gezegd. Hierbij moet men zich niet beperken tot cursussen ter voorbereiding van een huwelijk, maar dit ook doen door middel van trajecten van opvoeding tot de liefde. In enkele antwoorden wordt gesuggereerd dat de presentatie van de methoden van natuurlijke regeling van de vruchtbaarheid in samenwerking geschiedt met werkelijk deskundige personen, zowel vanuit medisch als pastoraal standpunt. Daarom dringt men aan op de samenwerking met universitaire centra die zich met het bestuderen en verdiepen van deze methoden bezighouden op het vlak van het bevorderen van een meer ecologische visie op het menselijke. Men suggereert eveneens meer plaats in te ruimen voor deze thematiek op het terrein van de vorming van de toekomstige priesters op de seminaries, gegeven het feit dat de priesters soms niet erop voorbereid lijken te zijn om deze thema’s te behandelen en soms geven zij onjuiste en misleidende aanwijzingen.
Op het vlak van de pastorale suggesties betreffende het openstaan voor het leven komt men het thema tegen van de Sacramentele praktijk in verband met deze situaties, zowel wat het Sacrament van Verzoening, als de deelname aan de Eucharistie betreft. In dezen zijn de antwoorden in wezen eensgezind, wanneer er wordt opgemerkt dat in de sterk geseculariseerde gebieden in het algemeen de echtparen het gebruik van anticonceptiemethoden niet als een zonde beschouwen; dientengevolge neigt men ertoe er geen zaak voor de Biecht van te maken en zonder problemen te naderen tot de Eucharistie. Anderzijds onderstreept men hoe onder de gelovigen het bewustzijn van abortus als een uiterst zware zonde intact blijft, steeds een zaak voor de Biecht. In andere antwoorden wordt gesteld dat vandaag “het gewetensonderzoek” van christelijke echtparen zich concentreert op de relatie tussen echtgenoten (ontrouw, gebrek aan liefde) en daarbij veeleer de aspecten van het openstaan voor het leven verwaarloost en dit bevestigt hoe zwak vaak de relatie gevoeld wordt tussen zelfgave in trouw aan de ander en het voortbrengen van het leven. De antwoorden laten zien hoe verschillend de pastorale houding van de priesters is met betrekking tot dit thema: tussen hen die een standpunt van begrip en begeleiding innemen, en hen die integendeel zich zeer intransigent of, integendeel, zeer soepel tonen. Zo wordt de noodzaak bevestigd de vorming van de priesters aangaande deze aspecten van de pastoraal te herzien.