
Paus Franciscus - 1 december 2013
Geliefde broeders en zusters, goede dag!
Vandaag, Eerste Zondag van de Advent, beginnen we een nieuw liturgisch jaar, dat wil zeggen een nieuwe tocht van het Volk van God met Jezus Christus, onze Herder, die ons doorheen de geschiedenis naar de voltooiing van het Rijk van God leidt. Vandaar dat van deze dag een bijzondere bekoring uitgaat, hij doet ons een diep gevoel voor de zin van de geschiedenis ervaren. We ontdekken de schoonheid van het samen op tocht zijn: de Kerk, met haar roeping en zending, en de gehele mensheid, de volkeren, de beschaving, de culturen, allen op tocht op de paden van de tijd.
Maar op tocht waarheen? Bestaat er een gemeenschappelijk doel? En wat is dat doel? De Heer geeft ons antwoord langs de profeet Jesaja en zegt dit:
“Op het einde der dagen
zal de berg waarop de tempel van de Heer staat,
oprijzen boven alle bergen
en uitsteken boven alle heuvels.
Alle volkeren zullen erheen stromen
en talloze naties erheen trekken.
Zij zullen zeggen:
‘Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer,
naar de tempel van Jakobs God.
Hij zal ons zijn wegen wijzen
en wij zullen zijn paden bewandelen’” (Jes. 2, 2-3).
Dat is wat Jesaja zegt over het doel waarheen we op weg zijn. Het is een universele pelgrimstocht naar een gemeenschappelijk doel, wat in het Oude Testament Jeruzalem is, waar de tempel van de Heer oprijst, want vandaar, vanuit Jeruzalem, is de openbaring van het gelaat van God en van zijn wet gekomen. De openbaring heeft in Jezus Christus haar voltooiing bereikt en de “tempel van de Heer” is Hijzelf geworden, het Woord dat vlees geworden is. Hij is tegelijk de gids en het doel van onze pelgrimstocht, van de pelgrimstocht van heel het Volk van God. En onder zijn licht kunnen ook de andere volkeren de tocht naar het Rijk van de rechtvaardigheid, naar het Rijk van de vrede gaan. De profeet zegt verder: “Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers, hun speren tot sikkels. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander, en niemand zal nog leren oorlog voeren” (Jes. 2, 4). Ik veroorloof mij te herhalen wat de profeet zegt, luistert goed:
“Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers,
hun speren tot sikkels.
Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander,
en niemand zal nog leren oorlog voeren”. (Jes. 2, 4)
Maar, wanneer zal dit gebeuren? Wat een mooie dag zal dat zijn, wanneer de wapens zullen omgebouwd worden tot werkinstrumenten. Wat een mooie dag zal dat zijn! En dat is mogelijk! Laten we op de hoop inzetten, de hoop op vrede, en het zal mogelijk zijn!
Deze tocht is nooit afgesloten. Zoals het in het leven van elk van ons altijd nodig is opnieuw op weg te gaan, op te staan, de zin voor het doel van het eigen bestaan te hervinden, zo is het voor de grote mensenfamilie altijd nodig de gemeenschappelijke einder waarheen we op weg zijn te hernieuwen. Een horizon van de hoop! Dat is de horizon om een goede reis te maken. De Adventstijd, die we vandaag aanvatten, schenkt ons de einder van de hoop terug, een hoop die niet teleurstelt omdat ze op het Woord van God gegrond is. Een hoop die niet teleurstelt, eenvoudig omdat de Heer nooit teleurstelt! Hij is trouw! Hij stelt nooit teleur! Overwegen we en voelen we deze schoonheid.
Geliefde broeders en zusters,
Vandaag is het dag van de strijd tegen het HIV / AIDS. Laten we onze nabijheid uitdrukken ten aanzien van alle personen die er door besmet zijn, vooral de kinderen: een nabijheid die heel concreet is door de stille inzet van veel missionarissen, en medewerkers. Laat ons voor allen bidden, ook voor de artsen en onderzoekers. Elke zieke, niemand uitgesloten, zou toegang moeten krijgen tot de zorgen die men nodig heeft.