Nederlandse Bisschoppenconferentie - 12 oktober 2010
In de apostolische brief van Paus Johannes Paulus II H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Christifideles laici
Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk
(30 december 1988), over de roeping en zending van de leken gelovigen in Kerk en wereld, wordt gesproken over de noodzaak van een blijvende integrale vorming binnen een synthese tussen geloof en leven. Daarbinnen staat de spirituele vorming voorop: de groei in de persoonlijke verbondenheid met Christus, het geestelijk leven dus van gebed, deelname aan de Eucharistie, leven uit persoonlijke overweging van de H. Schrift, bezinning en reflectie in stilte, retraite enz. Van de kerkmusicus als musicus mag een innerlijke betrokkenheid en bewogenheid door de muziek verwacht worden, het verlangen om zich te laten vormen en zichzelf te blijven bekwamen in de muziek. Maar ook mag van hem als kerkbetrokken en praktiserend katholiek een levenslange groei in verbondenheid met Christus en door Hem met God, zijn Vader, verwacht worden. Wanneer deze ophoudt of verdwijnt, dan wordt kerkmuziek een vak zoals alle andere; dan beoefent de kerkmusicus nog wel de muziek, maar vervalt de grondslag van wat een kerkmusicus zou moeten doen. Geloof en levenlberoep verliezen hun samenhang en eenheid.
Juist gezien de communio in de Kerk moet de kerkmusicus ook bereid en in staat zijn om samen te werken met alle personen en groeperingen die zich meer in het bijzonder bezig houden met de voorbereiding en verzorging van de eredienst. Hij kan functioneren als bruggenbouwer tussen koren met uiteenlopende repertoires. Daarom moet hij in staat zijn om verschillende groepen mensen bij elkaar te houden en te binden met als gemeenschappelijk bindende factor de inspiratie van de liturgische muziek van de Kerk.
Hij moet daarbij bereid zijn om te werken onder de leiding van de pastoor, de eindverantwoordelijke in een parochie of in een regio. Hij dient de eigen en eerste verantwoordelijkheid van de pastoor als medewerker en vertegenwoordiger van de bisschop inzake de regeling van de liturgie en van de kerkmuziek te erkennen. Hij dient dan ook bereid te zijn zich te voegen naar de diocesane regelingen en de regelingen van de kerkprovincie en de wereldkerk betreffende liturgie en kerkmuziek.
'Het is ten zeerste aan te bevelen dat organisten en overige musici niet slechts deskundig zijn in het goed bespelen van hun instrument, maar zij behoren ook de ware geest van de heilige liturgie te leren kennen en erin door te dringen, zodat zij ~ ook wanneer zij hun taak door middel van improvisatie uitoefenen ~ de heilige viering, overeenkomstig de ware aard van haar delen, opluisteren en juist de deelname van de gelovigen bevorderen'. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 67
Professionele kerkmusici zijn, als dragers van de kerkmuzikale inspiratie, van groot belang voor de kerkmuziek, zowel landelijk, diocesaan, regionaal, dekenaal als parochieel. Maar ook amateur-kerkmusici vervullen op die domeinen een belangrijke functie.
Uit bovenstaande volgt dat een overtuigd rooms-katholiek het beste de liturgie zal aanvoelen en kerkmuzikaal zal kunnen ondersteunen, c.q. begeleiden.
Toch blijkt ook uit de praktijk (en is het vanuit oecumenisch perspectief ook mogelijk) dat een kerkmusicus die lid is van een reformatorische kerk een functie als kerkmusicus kan vervullen, met name als dirigent of organist. Behalve zijn beroepsbekwaamheid en zijn kennis en inzicht m.b.t. de rooms-katholieke liturgie dient hij een houding van respect voor de Rooms-Katholieke liturgie en voor de katholieke Kerk zelf te hebben, zoals omschreven in de Europa (CCEE)
Charta Oecumenica
Handvest voor groeiende samenwerking van de kerken in Europa
(22 april 2001).