Paus Franciscus - 15 september 2013
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!
In de liturgie van vandaag lezen wij het 15e hoofdstuk van het Evangelie van Lucas, met de drie parabels over de barmhartigheid: die over het verloren schaap, het verloren zilverstuk en de langste van alle parabels, eigen aan de heilige Lucas, over de vader en de twee zonen, de “verloren” zoon en de zoon die denkt rechtvaardig, heilig te zijn. Deze drie parabels spreken over Gods vreugde. God is blij. Interessant: God is blij! En waarin bestaat de vreugde van God dan? Gods vreugde bestaat erin te vergeven! Dat is de vreugde van een herder die zijn schaap terugvindt; de vreugde van een vrouw die haar zilverstuk terugvindt; de vreugde van een vader die de zoon verwelkomt die verloren was, die als dood was en terug tot leven kwam, die terug naar huis kwam. Daar vindt men heel het Evangelie! Heel het christendom! Doch opgepast, het is geen gevoel, geen rozenwater! Integendeel, barmhartigheid is de ware kracht die de mens en de wereld kan redden van de kanker die de zonde is, het morele kwaad, het spirituele kwaad. Alleen liefde vult de leegte, de negatieve afgronden die het kwaad in de harten en in de geschiedenis opent. Alleen liefde kan dat en dat is Gods vreugde!
Als wij volgens de wet leven “oog om oog, tand om tand”, raken wij nooit uit de spiraal van het kwaad. De Boze is sluw en doet ons geloven dat wij met onze menselijke rechtvaardigheid onszelf en de wereld kunnen redden. In werkelijkheid kan alleen Gods gerechtigheid ons redden! En Gods gerechtigheid heeft zich geopenbaard op het kruis: het kruis is Gods oordeel over ons en deze wereld. Hoe oordeelt God ons dan? Door Zijn leven voor ons te geven! Dat is de hoogste daad van rechtvaardigheid die de prins van deze wereld eens en voor altijd heeft overwonnen; en deze hoogste daad van rechtvaardigheid is juist de hoogste daad van barmhartigheid. Jezus roept ons allen op deze weg te gaan: “Wees barmhartig zoals uw Vader barmhartig is” (Lc. 6, 36). En nu vraag ik u één ding. Denken wij in stilte aan iemand met wie wij niet goed overeenkomen, met wie wij ruzie hebben, iemand van wie wij niet veel houden. Denken wij in stilte aan die persoon, nu, bidden wij voor die persoon en laat ons barmhartig voor hem of haar zijn.
{Er volgt een periode van gebed in stilte}
Roepen wij nu de voorspraak in van Maria, de Moeder van Barmhartigheid.