Vooreerst geeft een mama het leven, zij draagt haar kind negen maanden in haar schoot, dan opent zij hem voor het leven, dan geeft zij het leven. Ook de Kerk doet dat: zij geeft ons het leven van het geloof, door de werking van de Heilige Geest die haar vruchtbaar maakt zoals de Maagd Maria. De Kerk en de Maagd Maria zijn mama’s, allebei; wat men zegt van de Kerk kan ook gezegd worden van de Heilige Maagd en wat men zegt van de Maagd Maria kan ook gezegd worden van de Kerk!
Zeker, geloof is een persoonlijke daad: “ik geloof”, ik geef persoonlijk antwoord aan God die zich kenbaar maakt en vriendschap met mij wil sluiten.
Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Licht van het geloof, Lumen Fidei (29 juni 2013), 39 Doch ik ontvang het geloof langs de anderen, in een gezin, in een gemeenschap die mij “ik geloof” leert zeggen, “wij geloven”. Een christen is geen eiland! Wij worden geen christen in een laboratorium, wij worden geen christen op ons eentje en op eigen kracht, het geloof is een geschenk, een geschenk van God dat ons in de Kerk en door de Kerk gegeven wordt. En de Kerk geeft ons het geloofsleven in het doopsel: dat is het ogenblik waarop zij ons laat geboren worden als kind van God, het ogenblik waarop zij ons het leven van God geeft, waarop zij ons als een moeder het leven geeft. Als u naar de doopkapel van Sint-Jan in Lateranen gaat, de kathedraal van de Paus, ziet u daar binnen een Latijnse inscriptie die ongeveer het volgende zegt: “Hier wordt een volk geboren van Goddelijke oorsprong, verwekt door de Heilige Geest die deze wateren vruchtbaar maakt; onze moeder de Kerk zet haar kinderen in deze wateren ter wereld”. Dat laat ons iets heel belangrijk begrijpen: deel uitmaken van de Kerk is voor ons geen uitwendig of formeel feit, het gaat niet om het invullen van een papier dat men ons geeft, het is een innerlijke en vitale daad; men behoort niet tot de Kerk zoals tot een vereniging, een partij of eender welke organisatie. De band is vitaal, zoals de band met mama omdat, zoals de heilige Augustinus zegt, “de Kerk werkelijk de moeder van de christenen is”.
H. Augustinus, De levenswijze van de katholieke kerk en over die van de manicheeërs, De moribus ecclesiae catholicae et de moribus Manicheorum. I,30,62-63: PL 32,1336 Stellen wij ons dan de vraag: hoe zie ik de Kerk? Als ik tegenover mijn ouders erkentelijk ben omdat zij mij het leven gaven, ben ik dan ook erkentelijk tegenover de Kerk omdat zij mij door het doopsel het leven van het geloof gaf? Hoeveel christenen herinneren zich de datum van hun doopsel? Ik stel u die vraag, maar geeft u het antwoord daarop in uw hart: hoevelen onder u herinneren zich de datum van hun doopsel? Enkelen steken hun hand op, maar er zijn er zeker die zich dat niet herinneren! Doch de datum van het doopsel is de datum van onze geboorte in de Kerk, de datum waarop onze mama de Kerk ons ter wereld bracht! En nu geef ik u huiswerk. Vandaag, wanneer u thuis komt, zoek dan eens de datum van uw doopsel op, en doe dat om die dag te vieren, om de Heer voor die gave te danken. Zult u het doen? Laten wij van de Kerk houden zoals men van zijn mama houdt en proberen wij begrip op te brengen voor haar gebreken. Alle mama’s hebben gebreken, wij hebben allemaal gebreken, maar wanneer men over de gebreken van zijn mama spreekt, worden ze toegedekt, wij houden van hen zoals ze zijn. Zelfs de Kerk heeft haar fouten: wij houden van haar zoals van onze mama. Helpen wij haar om mooier te zijn, authentieker, meer overeenkomstig de Heer? Ik laat u met deze vragen, maar vergeet uw huiswerk niet: zoek de datum van uw doopsel op om hem in uw hart te bewaren en te vieren.
