
Paus Franciscus - 15 augustus 2013
Het Evangelie inspireert ons tot dat derde woord: hoop. De hoop is de deugd van wie in de Opstanding van Christus en in de zege van de Liefde gelooft ook al ervaart men de tweestrijd en het dagelijkse gevecht tussen leven en dood, tussen goed en kwaad. We hebben Maria’s lied gehoord, het Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005), het is de zang van de hoop, de zang van het Volk van God tijdens zijn tocht door de geschiedenis. Het is het lied van alle heiligen, sommigen bekend, andere, zeer velen onbekend maar door God wel gekend. Moeders, vaders, catechisten, missionarissen, priester en zusters, jongeren en kinderen, grootvaders en grootmoeders. Zij allen die de strijd van het leven gestreden hebben met in hun hart de hoop van de kleinen en nederigen. Maria zingt: “Mijn hart prijst hoog de Heer” – vandaag zingt ook de Kerk overal ter wereld dit lied. Deze zang is vandaag bijzonder sterk daar waar het Lichaam van Christus de Passie lijdt. Waar het kruis verschijnt komt, voor ons Christenen, ook altijd de hoop aan het licht. Wij zijn geen christenen als er geen hoop is. Daarom houd ik eraan te herhalen: laat jullie hoop niet roven. Dat ze onze hoop niet stelen, want het is een kracht en een genade, een gave van God die ons in staat stelt, kijkend naar de Hemel vooruit te gaan. En altijd is Maria daar, dichtbij die gemeenschappen, bij onze broeders, zij gaat met hen, lijdt met hen en zingt met hen het Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005) van de hoop.