
Paus Franciscus - 15 augustus 2013
Geliefde broeders en zusters!
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft ons, aan het einde van de Constitutie over de Kerk, een schitterende meditatie over Maria gegeven. Ik verwijs hier slechts naar die elementen die verwijzen naar het mysterie dat we vandaag vieren. “Tenslotte werd de onbevlekte maagd, die voor elke smet van de erfzonde behoed was gebleven, bij het einde van haar aardse loopbaan met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen en tot koningin van allen door de Heer verheven...”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 59 En verder meer naar het einde: “Intussen is de moeder van Jezus, die reeds met lichaam en ziel in de hemel verheerlijkt is, het toonbeeld en de aanzet van de Kerk zoals ze in de toekomstige eeuw voltooid zal worden. Evenzo is zij hier op aarde, totdat de dag des Heren komt Vgl. 2 Pt. 3,10 , het lichtend teken van de vaste hoop en de vertroosting van het pelgrimerende volk van God.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 68 In het licht van deze schitterende icoon van onze Moeder, kunnen we stilstaan bij de boodschap van de Bijbelse Schriftlezingen die we zojuist gehoord hebben. We kunnen ons laten leiden door drie sleutelwoorden: strijd, opstanding, hoop.
De tekst uit de Apocalyps geeft het visioen weer van de strijd tussen de vrouw en de draak. De figuur van de vrouw stelt de Kerk voor. Enerzijds is ze verheerlijkt en zegerijk, anderzijds is ze nog in barensweeën. Zo is de Kerk er inderdaad aan toe. Voor zover ze zij al in de hemel is deelt zij in de glorie van de Heer. En terwijl ze haar weg door de geschiedenis gaat, heeft ze voortdurend te maken met de beproevingen en de uitdagingen die eigen zijn aan het conflict tussen God en de Kwade, de vijand van altijd. Deze strijd moeten alle leerlingen van Jezus strijden. Wij allemaal, leerlingen van Jezus, moeten dit gevecht aangaan. In deze strijd laat Maria, Moeder van Christus en Moeder van de Kerk, ons niet aan ons lot over. Zij is altijd bij ons. Altijd is zij met ons op weg, is zij met ons. In zekere zin deelt Maria in deze dubbele staat. Zij is natuurlijk al eens en voor altijd ingetreden in de glorie van de Hemel. Maar dat betekent niet dat zij ver van ons is, van ons vervreemd. Integendeel, Maria gaat met ons, strijdt met ons en ondersteunt de christenen in hun gevecht tegen de machten van het Kwaad. Bidden met Maria, in het bijzonder de Rozenkrans – horen jullie dat goed: de Rozenkrans – {...}, heeft een “wedstrijd” karakter, dat wil zeggen, het karakter van strijd, een gebed dat steun biedt in gevecht tegen de Kwade en zijn medestanders; ook de Rozenkrans is ons tot steun in de strijd.
De tweede Lezing spreekt over de opstanding. De apostel Paulus legt er in zijn schrijven aan de christenen van Korinthe de nadruk op christen - zijn betekent: werkelijk geloven dat Christus uit de doden is opgestaan. Geheel ons geloof steunt op deze fundamentele waarheid die geen idee is, maar een gebeuren. Ook het mysterie van de Tenhemelopneming van Maria met lichaam en ziel, kadert in de opstanding van Christus. De menselijkheid van de Moeder is door de Zoon “meegenomen” bij zijn passage door de dood. Jezus is eens en voor altijd met geheel zijn menselijkheid ingetreden in het eeuwig leven. Zoals Hij zijn menselijkheid ontleend heeft aan Maria, zo is zij, de Moeder die Hem heel haar leven trouw gevolgd heeft, gevolgd met haar hart, met Hem ingetreden in het eeuwige leven. We noemen dat ook Hemel, Paradijs, Huis van de Vader.
Het Evangelie inspireert ons tot dat derde woord: hoop. De hoop is de deugd van wie in de Opstanding van Christus en in de zege van de Liefde gelooft ook al ervaart men de tweestrijd en het dagelijkse gevecht tussen leven en dood, tussen goed en kwaad. We hebben Maria’s lied gehoord, het Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005), het is de zang van de hoop, de zang van het Volk van God tijdens zijn tocht door de geschiedenis. Het is het lied van alle heiligen, sommigen bekend, andere, zeer velen onbekend maar door God wel gekend. Moeders, vaders, catechisten, missionarissen, priester en zusters, jongeren en kinderen, grootvaders en grootmoeders. Zij allen die de strijd van het leven gestreden hebben met in hun hart de hoop van de kleinen en nederigen. Maria zingt: “Mijn hart prijst hoog de Heer” – vandaag zingt ook de Kerk overal ter wereld dit lied. Deze zang is vandaag bijzonder sterk daar waar het Lichaam van Christus de Passie lijdt. Waar het kruis verschijnt komt, voor ons Christenen, ook altijd de hoop aan het licht. Wij zijn geen christenen als er geen hoop is. Daarom houd ik eraan te herhalen: laat jullie hoop niet roven. Dat ze onze hoop niet stelen, want het is een kracht en een genade, een gave van God die ons in staat stelt, kijkend naar de Hemel vooruit te gaan. En altijd is Maria daar, dichtbij die gemeenschappen, bij onze broeders, zij gaat met hen, lijdt met hen en zingt met hen het Catechismus-Compendium
Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk
(28 juni 2005) van de hoop.