
Paus Franciscus - 8 december 2013
Met mijn eerste Boodschap voor Wereldvredesdag wil ik iedereen, individuen en volkeren, mijn beste wensen overbrengen voor een leven vol vreugde en hoop. In het hart van elke man en vrouw ligt het verlangen naar een volledig leven. En daarbij hoort ook een onbedwingbare verlangen naar broederschap dat ons tot gemeenschap met anderen aanzet en ons in staat stelt hen niet als vijanden of rivalen te zien, maar als broeders en zusters om te accepteren en te omarmen.
Broederschap is een menselijke kwaliteit van groot belang, want wij zijn relationele wezens. Een levend bewustzijn van ons verwantschap helpt ons elk persoon te zien en te behandelen als een ware zuster of broeder; zonder broederschap is het onmogelijk een rechtvaardige maatschappij en een vaste en blijvende vrede op te bouwen. We moeten onthouden dat broederschap in het algemeen eerst wordt beleefd in het gezin, met name dankzij de verantwoordelijke en elkaar aanvullende rol van alle leden ervan, in het bijzonder de vader en de moeder. Het gezin is de bron van alle broederschap, en als zodanig is zij de basis van en de eerste weg naar de vrede, omdat zij, dankzij haar roeping, bedoelt is om haar liefde te verspreiden in de wereld om haar heen.
Het steeds toenemende aantal onderlinge verbindingen en contacten in de moderne wereld maakt ons sterker bewust van de eenheid en de gedeelde bestemming van de volkeren. In de dynamiek van de geschiedenis, en in de diversiteit van etnische groeperingen, maatschappijen en culturen, zien we de zaden van een roeping om een gemeenschap te vormen van broeders en zusters die elkaar accepteren en voor elkaar zorgen. Maar deze roeping wordt nog vaak gedwarsboomd en gelogenstraft door de feiten in een wereld die getekend is door een “globalisatie van onverschilligheid” die ons langzaam maar zeker laat “wennen” aan het lijden van anderen en ons in onszelf opsluit.
In vele delen van de wereld lijkt er geen einde te komen aan de ernstige schendingen van fundamentele mensenrechten, vooral van het recht op leven en het recht op godsdienstvrijheid. Het tragische fenomeen van de mensenhandel, waarin de levens en wanhoop van anderen ten prooi vallen aan gewetenloze personen, is hier een verontrustend voorbeeld van. Naast de gewapende conflicten zijn er de minder zichtbare maar niet minder wrede oorlogen die gestreden worden in de economische en financiële sectoren met middelen die net zo verwoestend zijn voor levens, gezinnen en ondernemingen.
Zoals Benedictus XVI al zei, maakt globalisatie ons buren van elkaar, maar maakt zij ons geen broeders. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 19 Bovendien zijn de vele situaties van ongelijkheid, armoede en onrecht niet alleen tekenen van een diepgaand gebrek aan broederschap, maar ook van de afwezigheid van een cultuur van solidariteit. Nieuwe ideologieën, gekenmerkt door losgeslagen individualisme, egocentrisme en materialistisch consumentisme, verzwakken sociale banden en voeden die “weggooi”-mentaliteit die leidt tot verachting voor en het verlaten van de zwaksten en van hen die als “nutteloos” worden beschouwd. Zo neigt het menselijke samenleven steeds meer naar een do ut des (ik geef opdat jij geeft) dat zowel pragmatisch als egoïstisch is.
Tegelijkertijd lijkt het duidelijk dat eigentijdse ethische systemen niet in staat zijn om authentieke broederschapsbanden tot stand te brengen, want een broederschap kan zonder verwijzing naar een gezamenlijke Vader als uiteindelijk fundament niet in stand blijven. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Licht van het geloof, Lumen Fidei (29 juni 2013), 54 Ware broederschap onder mensen vooronderstelt en vereist een transcendent Vaderschap. De erkenning van dit vaderschap versterkt de menselijke broederschap: ieder persoon wordt een “naaste” die voor anderen zorgt.