HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Daarna zag ik een andere engel van de hemel neerdalen. Hij had groot gezag en de aarde straalde van zijn heerlijkheid.
En hij riep met krachtige stem: 'Gevallen, gevallen is Babylon, de grote stad! Zij werd een woonoord voor demonen, een schuilplaats voor allerlei onreine geesten en voor alle soort van onrein en verfoeilijk gevogelte.
Want alle volken hebben de wijn van haar ontucht gedronken, en de koningen der aarde hebben ontucht met haar bedreven, en de kooplieden der aarde zijn rijk geworden van haar mateloze weelde.'
Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel, die zei: 'Vertrek, mijn volk, verlaat de stad, opdat gij niet deelt in haar zonden en geen deel krijgt aan haar plagen.
Want haar zonden hebben zich opgestapeld tot aan de hemel, en God heeft zich haar ongerechtigheden herinnerd.
Betaalt haar met gelijke munt. Vergeldt haar dubbel wat zij heeft misdaan, schenkt haar een dubbele maat in de beker die zij voor anderen gemengd heeft.
Geeft haar zoveel pijn en rouw als zij zichzelf luister en weelde gunde. Want zij zegt bij zichzelf: “Ik ben een koningin op mijn troon; voor mij geen weduwschap, voor mij geen rouw!”
Daarom zullen op een dag haar plagen komen, pest en rouw en hongersnood en zij zal door het vuur worden verteerd. Want sterk is God, de Heer, die haar heeft gevonnist.'
Klaagliederen over Babylon
Over haar zullen wenen en weeklagen de koningen der aarde, haar gezellen in ontucht en weelde, als zij de rook zien opstijgen van haar brand.
Zij blijven op een afstand uit afschuw voor haar foltering, en zij roepen: 'Wee, wee, Babylon, grote stad, sterke stad! In een uur is uw vonnis voltrokken.'
En de kooplieden der aarde wenen en rouwen om haar, want niemand koopt nog hun waren,
hun ladingen van goud en zilver, juwelen en parels, fijn linnen, purper, zijde en scharlaken, citrushout, voorwerpen van ivoor, van het kostbaarste hout, van koper, ijzer en marmer,
kaneel en amomum, reukwerk, mirre en wierook, wijn en olie, bloem en tarwe, runderen en schapen, paarden en wagens, slaven en lijfeigenen.
Verdwenen zijn de rijpe vruchten die uw hart begeerde, vergaan is de glans en de glorie van het leven, nooit meer vindt gij ze terug.
De kooplieden die zich aan haar verrijkt hebben, blijven op een afstand, uit afschuw voor haar foltering, terwijl zij wenen en luid klagen:
'Wee, wee de grote stad, die gekleed was in fijn linnen, purper en scharlaken, en getooid met goud en juwelen en parels!
In een uur ging al die rijkdom teniet.' En iedere stuurman en elke kustvaarder en het scheepsvolk en al wie op zee werkt, zij bleven ver weg,
toen zij de rook zagen van haar brand, en riepen uit: 'Welke stad was gelijk aan de grote stad?'
En zij strooiden stof op hun hoofd en onder tranen ge geklaag riepen zij: “Wee, wee de grote stad! Door haar schatten werden rijk allen die schepen hadden op zee. In een uur is zij verwoest.”
Verheug u over haar,
gij hemel,
en gij, heiligen, apostelen en profeten,
want God heeft uw rechtsgeding tegen haar berecht.
Toen hief een sterke engel een steen als een grote molensteen op en wierp hem in de zee en zei: 'Zo zal Babylon, de grote stad, worden weggeslingerd
en nooit meer worden teruggevonden . . .
En de klank van harpenaars en zangers,
van fluitspelers en trompetters
zal nooit meer in u worden gehoord,
en geen beoefenaar van enig ambacht wordt in u nog gevonden.
En het geluid van de molen wordt in u niet meer gehoord,
en het licht van de lamp zal in u niet meer schijnen,
en de stem van bruidegom en bruid zal niemand meer in u horen.
Want uw kooplieden waren de vorsten der aarde
en door uw toverkunsten werden alle volken verleid.
In u werd het bloed gevonden
van de profeten en de heiligen,
en van allen die vermoord zijn op aarde.'
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge