HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Beschrijving van het grote Babylon
Toen kwam een van de engelen met de zeven schalen en sprak tot mij: 'Kom, ik zal u het oordeel laten zien over de grote hoer, die zit aan de vele wateren.
Met haar hebben de koningen der aarde gehoereerd, en de bewoners der aarde hebben zich bedronken aan de wijn van haar ontucht.'
En hij voerde mij in de geest naar de woestijn. En ik zag een vrouw, gezeten op een scharlakenrood beest, dat overdekt was met godslasterlijke namen; en het had zeven koppen en tien horens.
De vrouw was gekleed in purper en scharlaken, en getooid met goud en juwelen en parels. In haar hand hield zij een gouden beker, boordevol met de walgelijke onreinheden van haar hoererij.
En op haar voorhoofd stond een naam geschreven, een geheimzinnige naam: 'Babylon, de grote stad, de moeder van de hoeren en de gruwelen der gehele aarde.'
En de vrouw was dronken van het bloed der heiligen en het bloed van Jezus’ martelaren. Toen ik haar zag, was ik zeer verbaasd.
Maar de engel zei: 'Waarom verbaast gij u? Ik zal u het geheim verklaren van de vrouw en van het beest met de zeven koppen en de tien horens, waarop zij rijdt.
Het beest dat gij gezien hebt, was, en is niet meer; het zal weer opstijgen uit de afgrond, maar gaat ten onder. En de bewoners der aarde, zij wier namen niet geschreven staan in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zij zullen zich verbazen bij het zien van het beest, want het was en is niet en zal komen.
- Hier komt het weer aan op scherpzinnigheid! - De zeven koppen zijn zeven heuvels, waarop de vrouw gezeten is.
Het zijn ook zeven koningen: vijf van hen zijn gevallen, een is er, de laatste is nog niet gekomen; en als hij komt, is het om slechts een korte tijd te blijven.
En het beest dat was en niet is, is zelf de achtste en toch een van de zeven, en het gaat ten onder.
De tien horens die gij gezien hebt, zijn tien koningen; zij regeren nog niet, maar voor een uur zullen zij koninklijke macht ontvangen, samen met het beest.
Zij zijn een van zin, en hun macht en gezag geven zij aan het beest.
Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen, want Hij is de Heer der heren en de Koning der koningen, en zij die met Hem zijn, de geroepenen, uitverkorenen, getrouwen, zullen delen in zijn overwinning.'
Nog zei hij tot mij: 'De wateren die gij gezien hebt en waaraan de hoer is gezeten, dat zijn volken en menigten en rassen en talen.
Maar de tien horens en het beest, zij zullen de hoer gaan haten en haar vereenzaamd maken en naakt, zij zullen haar vlees verslinden en haar levend verbranden.
Want God heeft hun ingegeven zijn plan uit te voeren en eensgezind hun koningschap zo lang ter beschikking te stellen van het beest, tot Gods woorden in vervulling zijn gegaan.
De vrouw die gij gezien hebt, is de grote stad, die heerst over de koningen der aarde.'
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge