HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
En ik zag uit de zee een beest opstijgen. Het had tien horens en zeven koppen, en op zijn horens tien diademen, en op zijn koppen stonden godslasterlijke namen.
En het beest dat ik zag, geleek een luipaard, en zijn poten waren als die van een beer en zijn muil was als een leeuwenmuil. En de draak droeg hem zijn macht over en zijn troon, en groot gezag.
Een van zijn koppen leek dodelijk gewond, maar zijn doodwonde genas. Toen liep de hele wereld het beest vol bewondering achterna,
en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de heerschappij had gegeven. En zij aanbaden het beest en zeiden: “Wie is gelijk aan het beest? Wie kan de strijd met hem aanbinden?”
En hem werd een mond vol grootspraak en godslastering gegeven en hem werd vergund macht uit te oefenen tweeënveertig maanden lang.
Toen opende hij zijn mond om God te lasteren, om zijn naam te lasteren en zijn woontent en hen die in de hemel wonen.
En hem werd gegeven oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen. Hem werd heerschappij gegeven over elke stam en natie en taal en volk.
En alle bewoners der aarde zullen hem aanbidden, ieder wiens naam niet van de grondlegging der wereld af geschreven staat in het boek des levens van het Lam dat geslacht is.
Wie bestemd is voor gevangenschap, hij gaat in gevangenschap; wie bestemd is voor de dood door het zwaard, hij zal omkomen door het zwaard. Nu komt het aan op de standvastigheid en de trouw van de heiligen.
Toen zag ik een ander beest. Dit rees op uit de aarde. Het had twee horens als een lam, maar het sprak als een draak.
En heel de macht van het eerste beest oefent het uit voor diens ogen. Het bewerkt dat de aarde en haar bewoners het eerste beest aanbidden, welks doodwonde genezen was.
En het doet grote tekenen; het doet zelfs vuur uit de hemel op aarde neerdalen ten aanschouwen van allen.
En het misleidt de bewoners der aarde door de wonderen die het in staat is te doen in dienst van het beest. Het overreedt hen een beeld op te richten ter ere van het beest dat door het zwaard werd gewond maar in leven bleef.
Hem werd zelfs toegestaan levensadem te geven aan het beeld van het beest, zodat het begon te spreken. En het bewerkte dat allen die het beeld van het beest niet aanbaden, ter dood werden gebracht.
En het maakt dat allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven, een merkteken ontvangen op hun rechterhand of op hun voorhoofd;
en niemand kan kopen of verkopen, als hij dat teken, de naam van het beest of het getal van zijn naam, niet draagt.
Nu komt het aan op scherpzinnigheid! Wie doorzicht heeft, kan het getal van het beest berekenen. Het duidt een mens aan, en het getal van die mens is zeshonderdzesenzestig.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge