HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
En schrijf aan de engel van de kerk te Sardes: Zo spreekt Hij die de zeven geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik ken uw daden: gij hebt de naam dat gij leeft, maar gij zijt dood.
Word wakker, herstel wat u rest aan leven en dreigt te sterven. Geen van uw daden heb Ik volwaardig bevonden voor het oog van mijn God.
Denk aan het woord dat gij ontvangen en gehoord hebt; bewaar het en kom tot inkeer. Als gij niet ontwaakt, zal Ik komen als een dief, en gij weet niet op welk uur Ik u zal verrassen.
Maar gij hebt er enkelen in Sardes die hun kleren niet hebben bezoedeld. Die zullen Mij begeleiden in witte gewaden, want zij hebben het verdiend.
Wie overwint, zal aldus in het wit gekleed gaan. En Ik zal zijn naam niet uitwissen uit het boek des levens, maar zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen.
Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt.
En schrijf aan de engel van de kerk te Filadélfia: Zo spreekt de heilige, de waarachtige, die de sleutel van David heeft, die opent en niemand sluit, die sluit en niemand opent:
Ik ken uw daden. Zie, Ik heb voor u een deur opengezet die niemand kan sluiten. Al is uw kracht gering, gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend.
Ik zal zorgen dat zij die behoren tot de synagoge van de Satan, die zeggen dat zij Joden zijn en zij zijn het niet maar liegen, ja, Ik zal maken dat zij komen en zich voor uw voeten neerwerpen, en erkennen dat Ik u heb liefgehad.
Omdat gij mijn woord standvastig hebt bewaard, zal Ik u bewaren in het uur der beproeving, dat over heel de wereld zal komen, om de bewoners der aarde op de proef te stellen.
Ik kom spoedig! Houd vast wat gij hebt, laat niemand u de kroon ontroven.
Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel van mijn God; die zal hij nimmer meer verlaten. En ik grif op hem de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en
de nieuwe naam die Ik draag.
Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt.
En schrijf aan de engel van de kerk te Laodicéa: Zo spreekt ‘Amen’, de getrouwe en waarachtige getuige, de oorsprong van de schepping Gods:
Ik ken uw daden: gij zijt noch koud noch heet. Waart gij maar koud of heet!
Omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, daarom zal Ik u uitbraken uit mijn mond.
Gij zegt: Ik ben rijk, want ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek en beseft niet dat gij meer dan allen ellendig zijt en erbarmelijk, een blinde en naakte bedelaar.
Volg mijn raad en koop van Mij goud, in vuur gelouterd, om rijk te worden, en witte kleren om u te bekleden en de schande van uw naaktheid te bedekken, en zalf om op uw ogen te strijken, zodat gij weer ziet.
Wie Ik liefheb, die bestraf en tuchtig Ik. Welaan, wees edelmoedig, kom tot inkeer!
Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.
Wie overwint, hem zal Ik naast Mij plaatsen op mijn troon, zoals Ik zelf heb overwonnen en met mijn Vader zetel op zijn troon.
Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt.”
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge