HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft, om aan zijn dienstknechten te tonen (wat) spoedig moet gebeuren. Hij heeft zijn engel gezonden om haar mee te delen aan zijn dienstknecht Johannes.
Deze getuigt van het woord Gods en het getuigenis van Jezus Christus van al wat hij gezien heeft.
Zalig de voorlezer en zalig de hoorders van de woorden van deze profetie, als zij in acht nemen wat daarin geschreven staat; want de tijd is nabij.
Briefopschrift. Lofprijzing. Motto's
Johannes aan de zeven kerken in Asia. Genade zij u en vrede van Hem ‘die is en die was en die komt,’ en van de zeven geesten voor zijn troon,
en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene van de doden en de vorst van de koningen der aarde. Aan Hem die ons liefheeft en van de zonden heeft verlost door zijn bloed,
die ons gemaakt heeft tot een koninklijk geslacht van priesters voor zijn God en Vader, Hem zij de heerlijkheid en de macht in de eeuwen der eeuwen! Amen.
Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem aanschouwen, ook zij die Hem doorstoken hebben; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, Amen!
Ik ben de Alfa en de Omega, zegt God de Heer, Hij ‘die is en die was en die komt,’ de Albeheerser.
Inleidend visioen. De roeping op Patmos
Ik, Johannes, uw broeder en uw deelgenoot in de verdrukking en het koninkrijk en de verwachting van Jezus, ik bevond mij op het eiland Patmos om wille van het woord Gods en het getuigenis over Jezus.
Ik raakte in geestvervoering op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een stem, luid als een trompet,
die riep: “Schrijf op wat ge ziet in een boek, en stuur het aan de zeven kerken: Éfeze, Smyrna, Pérgamum, Tyatíra, Sardes, Filadélfia en Loadicéa.”
Ik keerde mij om om te zien wie mij had aangesproken. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden luchters,
en tussen de luchters iemand als een mensenzoon, gekleed in een gewaad dat tot de voeten reikte, het middel omgord met een gouden gordel.
Zijn hoofd en haren waren wit als sneeuwwitte wol, en zijn ogen vlamden als vuur.
Zijn voeten waren als koperbrons dat in de oven is gegloeid, en zijn stem klonk als het gedruis van vele wateren.
In zijn rechterhand had Hij zeven sterren, en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard. En zijn gelaat schitterde als de zon in haar kracht.
Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten. Maar Hij legde zijn rechterhand op mij en sprak: “Vrees niet. Ik ben het, de eerste en de laatste,
de levende. Ik was dood, en zie, Ik leef in de eeuwen der eeuwen. En Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.
Schrijf dan op wat gij gezien hebt, en wat nu is en wat geschieden zal na dezen.
Dit is het geheim van de zeven sterren die gij in mijn rechterhand gezien hebt, en van de zeven gouden luchters: de zeven sterren zijn de engelen van de kerken, en de zeven luchters zijn de zeven kerken.”
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge