HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Kinderen, ik schrijf u met de bedoeling dat gij niet zoudt zondigen. Maar ook al zou iemand zonde bedrijven: we hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is,
die al onze zonden goedmaakt, en niet alleen die van ons maar die van de hele wereld.
Hoe weten wij dat wij God kennen? Er is maar een bewijs: dat we ons houden aan zijn geboden.
Wie zegt dat hij Hem kent, maar zich niet houdt aan zijn geboden, is een leugenaar; in zo iemand woont de waarheid niet.
Maar in een mens die Gods woord bewaart, heeft zijn liefde werkelijk haar volmaaktheid bereikt; dan weten we zeker dat we ‘in Hem’ zijn.
Wie aanspraak maakt op verbondenheid met God, moet leven juist zoals Christus geleefd heeft.
Vrienden, ik leg u geen nieuw gebod op. Het is het oude gebod dat gij altijd gehad hebt; het is de boodschap die gij vanaf het begin hebt gehoord.
Toch is het ook weer een nieuw gebod, en dat geldt van Christus maar ook van u, want de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds.
Wie zegt in het licht te zijn, maar zijn broeder haat, die is nog steeds in duisternis.
Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht en hij komt niet ten val.
Maar wie zijn broeder haat is in duisternis. Hij tast in het donker en weet niet waarheen zijn weg hem voert, want de duisternis heeft hem blind gemaakt.
Ik schrijf u, kinderen, dat uw zonden vergeven zijn ter wille van zijn naam.
Ik schrijf u, vaders, dat gij Hem kent die er was vanaf het begin. Ik schrijf u, jonge mannen, dat gij de boze overwonnen hebt.
Nogmaals, kinderen, ik schrijf u, dat gij de Vader kent. Ik schrijf u, dat gij Hem kent die er was vanaf het begin. Ik schrijf u, jonge mannen, dat gij sterk zijt. Gods woord woont in u en gij hebt de boze overwonnen.
Verliest uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem.
Want al wat in de wereld is - het begeren van de lust en het begeren der ogen en de hovaardij van het geld - het komt niet van de Vader maar van de wereld.
En die wereld gaat voorbij met heel haar begeerlijkheid, maar wie de wil doet van God blijft in eeuwigheid.
Kinderen, het is ‘het laatste uur'. Gij hebt gehoord dat de ‘antichrist’ moet komen. Inderdaad, er zijn nu al vele antichristen opgestaan, en daarom weten wij dat het laatste uur is aangebroken.
Zij zijn uit ons midden voortgekomen, maar zij behoorden niet werkelijk tot ons. Hadden zij tot ons behoord, dan waren zij bij ons gebleven; maar het moest duidelijk worden dat zij geen van allen bij ons horen.
Maar ook gij hebt van de Heilige de inwijding ontvangen, ook gij bezit allen ‘kennis'.
En ik schrijf u niet, omdat gij de waarheid niet zoudt kennen, maar juist omdat gij haar kent en omdat de leugen onverenigbaar is met de waarheid.
Wie is de leugenaar? Wie anders dan hij die ontkent dat Jezus de verlosser is? Dat is de ‘antichrist’: de loochenaar van de Vader en van de Zoon.
Wie de Zoon loochent heeft ook de Vader niet; wie de Zoon belijdt heeft ook de Vader.
Wat u betreft, zorgt ervoor dat in u levend blijft wat gij vanaf het begin gehoord hebt; dan zult gij zelf blijven in de Zoon en ook in de Vader.
En gij kent de belofte die Hij ons zelf gedaan heeft: de belofte van eeuwig leven.
Dit met het oog op hen die u willen misleiden.
Wat uzelf aangaat, de inwijding die gij van Hem ontvangen hebt blijft u bij, gij hebt geen andere leraar nodig. Zijn wijding onderricht u in alles; ze is waarachtig en zonder bedrog. Blijft in Hem zoals zij het leert.
En nu, kinderen, blijft in Hem. Dan zij wij vol vertrouwden als Hij zal verschijnen, en hoeven wij bij zijn komst niet beschaamd te zijn.
Daar gij weet dat Hij geheel zonder zonde is, moet gij inzien dat ieder die het goede doet ook kind van God is.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge