HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Waar komen bij u die vechtpartijen en ruzies vandaan? Toch alleen van uw eigen hartstochten, die u niet met rust laten?
Gij begeert dingen die gij niet kunt krijgen. Gij moordt en benijdt en kunt uw doel niet bereiken. Dan gaat gij vechten en strijden. Gij hebt niets, omdat gij niet bidt.
En als gij bidt, krijgt ge het niet, omdat gij verkeerd bidt, met de bedoeling namelijk om wat ge krijgt uit te geven voor uw boze lusten.
Trouwelozen, weet ge niet dat vriendschap met de wereld vijandschap met God betekent? Wie met de wereld bevriend wil zijn, maakt zich tot vijand van God.
Of meent ge dat de Schrift zonder reden zegt: “De geest die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid?”
Des te rijker is dan ook de genade die Hij ons geeft, volgens het woord van de Schrift: God weerstaat de hovaardigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade.
Onderwerpt u dus aan God. Biedt weerstand aan de duivel en hij zal voor u vluchten.
Nadert tot God en Hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen, zondaars; gij, wankelmoedigen, zuivert uw hart.
Erkent uw ellende, treurt en weent. Laat uw lachen in rouw en uw vreugde in droefheid verkeren.
Vernedert u voor de Heer en Hij zal u verheffen.
Broeders, spreekt geen kwaad van elkander. Wie van zijn broeder kwaadspreekt of hem veroordeelt, spreekt kwaad van de wet en veroordeelt de wet. En wie dit doet overtreedt de wet en werpt zich op als haar rechter.
Er is maar een wetgever en rechter: Hij die de macht heeft te redden en in het verderf te storten. Maar gij, wie zijt gij, dat gij over uw naaste oordeelt?
De gevaren van de rijkdom: overmoed en hardvochtigheid
En nu gij daar die zegt: 'Vandaag of morgen gaan zij naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen en handel drijven en geld verdienen . . .,'
gij weet niet eens wat de dag van morgen zal brengen! Wat is uw leven? Een nevel die een ogenblik verschijnt om weldra te verdwijnen.
Gij zoudt moeten zeggen: “Als de Heer het wil, zullen wij in leven zijn en dit of dat doen . . .”
In plaats daarvan bluft en snoeft ge vol overmoed; al die grootspraak is verkeerd.
Wie goed zou kunnen doen maar het nalaat, doet zonde.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge