HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Een zwerm geloofsgetuigen
En wat is het geloof? Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.
Om hun geloof zijn de ouden met ere vermeld.
Geloof doet ons zien, dat het heelal tot stand is gekomen door Gods woord, zodat het zichtbare ontstaan is uit het onzichtbare.
Door het geloof was Abels offer zoveel beter dan dat van Kaïn; door het geloof ontving hij het getuigenis van zijn rechtvaardigheid, want God zelf aanvaardde zijn gaven; door het geloof blijft hij spreken, ook na zijn dood.
Door het geloof werd Henoch, zonder te sterven, naar een ander leven overgebracht; hij was er niet meer, want God had hem opgenomen. Want de Schrift getuigt dat hij, voor hij werd weggenomen, aan God had behaagd;
en zonder het geloof is het onmogelijk aan God te behagen; wie bij God wil komen, moet geloven dat Hij bestaat en dat Hij beloont allen die Hem zoeken.
Door het geloof heeft Noach, na door God te zijn gewaarschuwd voor wat nog niet te zien was, met grote zorg de ark gebouwd, om zijn huisgezin te redden. Door zijn geloof heeft hij de wereld veroordeeld en zelf de gerechtigheid van het geloof verworven.
Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God, en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen.
Door het geloof heeft hij als vreemdeling vertoefd in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden;
want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.
Door het geloof heeft ook Sara, ofschoon haar tijd al lang voorbij was, de kracht tot vruchtbaarheid ontvangen, want zij wist dat Hij die de belofte had gedaan, zijn woord zou houden.
Daarom is dan ook aan een man, en nog wel in zijn hoge ouderdom, een nageslacht ontsproten, talrijk als de sterren aan de hemel, ontelbaar als de zandkorrels aan het strand van de zee.
In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het heil alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en passanten op aarde genoemd.
Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen, dat zij op zoek zijn naar een vaderland.
Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren,
maar hun verlangen ging uit naar een beter vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd.
Door het geloof heeft Abraham, toen hij op de proef gesteld werd, Isaak ten offer gebracht. Hij die de beloften had ontvangen, stond op het punt zijn enige zoon te offeren,
van wie hem gezegd was: Alleen zij die van Isaak afstammen, zullen gelden als uw nageslacht.
Want hij was ervan overtuigd, dat God zelfs de macht heeft om doden ten leven te wekken; en uit de dood heeft hij, om zo te zeggen, zijn zoon ook teruggekregen.
Door het geloof sprak Isaak over Jakob en Esau een zegen uit die ook op de toekomst betrekking had.
Door het geloof zegende Jakob op zijn sterfbed de beide zonen van Jozef, en leunend op de knop van zijn staf, aanbad hij God.
Door het geloof heeft Jozef op het eind van zijn leven al gesproken over de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, en bevolen dan zijn gebeente mee te nemen.
Door het geloof hebben de ouders van Mozes hem terstond na zijn geboorte drie maanden lang verborgen gehouden, omdat zij zagen wat een mooi kind het was; zij waren niet bang voor de verordening van de koning.
Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd door te gaan voor een zoon van Farao's dochter.
Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor een korte tijd profiteren van de zonde.
Voor hem was de smaad, Gods Gezalfde aangedaan, kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning.
Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te duchten, want de onzichtbare koning had hij als het ware voortdurend voor ogen.
Door het geloof heeft hij pesach gehouden en het bloed gesprenkeld, opdat de verderver de eerstgeborenen van Israël niet zou aanraken.
Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.
Door het geloof zijn de muren van Jericho ingestort, nadat zij er op zeven achtereenvolgende dagen omheen getrokken waren.
Door het geloof is de hoer Rachab ontkomen aan het lot van de ongelovigen, omdat zij de spionnen vriendelijk had ontvangen.
En wat nog meer? De tijd ontbreekt me om te verhalen van Gideon, Barak, Simson en Jefta, van David en Samuël en de profeten.
Door het geloof hebben zij koninkrijken omvergeworpen, gerechtigheid uitgeoefend, de vervulling van beloften afgedwongen. Zij hebben leeuwen de muil gesloten,
de gloed van vuur gedoofd, ze ontsnapten aan het scherp van het zwaard. Hun zwakheid werd kracht, ze werden machtig in de oorlog, en dreven vijandelijke legers op de vlucht.
Vrouwen kregen hun doden terug door opstanding uit de dood. Anderen werden ten dode gefolterd en wezen hun vrijlating af, om een betere opstanding te verwerven.
Weer anderen hadden spot en slagen te verduren, en boeien en opsluiting.
Zij werden gestenigd, doormidden gezaagd, terechtgesteld met het zwaard. Zij zwierven rond in schapevachten en geitevellen, ten prooi aan ontbering, vervolging, mishandeling.
Zij waren te goed voor deze wereld. Ze vluchtten in woestijnen en op de bergen, ze verborgen zich in spelonken en holen in de grond.
Ook dezen hebben zich allen een naam verworven door hun geloof. Toch heeft geen van hen de belofte in vervulling zien gaan.
God had met ons iets beters voor en wilde niet, dat zij hun voleinding zouden bereiken zonder ons.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge