HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
De wet laat slechts een schaduw zien van de goede dingen die komen moesten, niet hun ware gedaante. Daarom kan zij onmogelijk door het jaarlijks opdragen van steeds weer dezelfde offers de deelnemers aan haar cultus tot volmaaktheid brengen.
Anders had men die offerdienst wel gestaakt; men zou zich immers eens voor al gereinigd weten en bevrijd van schuldgevoel.
Maar deze offers moeten juist ieder jaar opnieuw de gedachte aan de zonden levendig houden;
het is ook uitgesloten dat het bloed van stieren en bokken zonden zou wegnemen.
Daarom zegt Hij dan ook, als Hij in de wereld komt:
Slachtoffers en gaven hebt Gij niet gewild,
maar Gij hebt voor Mij een lichaam bereid.
Brandoffers en zoenoffers konden U niet behagen.
Toen zei Ik: Hier ben Ik.
Zoals er in de boekrol over Mij geschreven staat,
Ik ben gekomen, o God,
om uw wil te doen.
Eerst zegt Hij: `Slachtoffers en gaven, brandoffers en zoenoffers hebt Gij niet gewild, die konden U niet behagen', hoewel de wet voorschrijft dat ze gebracht moeten worden.
En dan zegt Hij: `Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen'. Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden.
Door die wil zijn wij geheiligd, eens voor al, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
Verder, iedere priester verricht dagelijks staande de dienst en draagt telkens weer dezelfde offers op, die nooit de zonden kunnen wegnemen.
Hij daarentegen is voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, na een enkel offer voor de zonden te hebben gebracht,
nog slechts wachtend op het ogenblik dat zijn vijanden worden gemaakt tot een voetbank voor zijn voeten.
Want door een offer heeft Hij voor altijd hen die zich laten heiligen tot volmaaktheid gebracht.
We hebben hiervoor ook het getuigenis van de heilige Geest. Eerst zegt Hij:
Dit is het verbond dat Ik met hen zal sluiten na die dagen, zegt de Heer: Ik zal mijn wetten in hun hart leggen, Ik grif ze in hun geest.
En hieraan voegt Hij toe: Ik zal hun zonden en ongerechtigheden niet langer gedenken.
En waar deze vergeven zijn, is geen zoenoffer meer nodig.
Aansporing en waarschuwing
Broeders, door het bloed van Jezus hebben wij vrije toegang gekregen tot het heiligdom.
In zijn eigen lichaam heeft Hij voor ons de nieuwe, levende weg gebaand, dwars door het voorhangsel heen.
We hebben nu `die grote priester die over het huis van God is aangesteld.'
Laten we dan dichterbij komen, maar met een oprecht hart en in de volle overtuiging van ons geloof, ons hart rein gesprenkeld van alle schuldbesef, ons lichaam gewassen met zuiver water,
Laten wij onwrikbaar vasthouden aan de belijdenis van onze hoop, want Hij die de beloften deed is betrouwbaar.
Laten we elkaar in het oog houden om met elkaar te wedijveren in liefde en daden van liefde.
Wij moeten niet wegblijven van onze bijeenkomsten, zoals sommigen gewoon zijn te doen; laten we elkaar moed inspreken, en dit te meer naarmate gij de grote dag dichterbij ziet komen.
Want als wij, na de kennis van de waarheid ontvangen te hebben, moedwillig zondigen, blijft er geen offer voor de zonden meer over,
maar alleen een schrikwekkend uitzicht op een oordeel en een begerig vuur, dat de vijanden van God wil verteren.
Wie zich niet stoort aan de wet van Mozes, wordt op het getuigenis van twee of drie personen zonder pardon ter dood gebracht.
Moet dan hij die de Zoon van God veracht, die het bloed van het verbond waardoor hij geheiligd is, profaneert, die de Geest van Gods genade durft honen, moet zo iemand niet veel strenger gestraft worden?
We weten toch wie gezegd heeft: Mij komt het toe te straffen, Ik zal vergelden, en ook: De Heer zal rechtspreken over zijn volk?
Het moet iets vreselijks zijn om in de handen van de levende God te vallen.
Herinner u de dagen van vroeger, toen gij het licht hebt ontvangen en aanstonds een zware proef van lijden moest doorstaan.
Sommigen van u werden openlijk gehoond en vervolgd, terwijl anderen hen trouw in hun nood hebben bijgestaan.
Want ge zijt solidair gebleven met hen die gearresteerd waren. Gij hebt zelfs blijmoedig verdragen, dat men uw bezittingen in beslag nam. Ge waart u immers bewust iets te bezitten dat meer waard is en nooit verloren gaat.
Gooi dat vertrouwen nu niet overboord, het wordt zo rijk beloond!
Wat ge nodig hebt is volharding, om Gods wil te doen en de belofte binnen te halen.
Want, zegt de Schrift,
nog een heel korte tijd,
en Hij die komen moet, zal komen, zonder uitstel.
Mijn rechtvaardige zal door trouw geloof zijn leven redden, maar wie terugdeinst kan Mij niet behagen.
Maar wij behoren niet tot hen die terugdeinzen en verloren gaan; wij hebben geloof, en winnen door geloof het leven.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge