HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
VAN PAULUS, dienstknecht van God en apostel van Jezus Christus om Gods uitverkorenen te brengen tot het geloof en de kennis van de ware godsdienst
in de hoop op het eeuwige leven. Reeds lang geleden heeft God, die niet liegt, eeuwig leven beloofd
en nu, te zijner tijd, heeft Hij zijn woord openbaar gemaakt in de verkondiging die mij is toevertrouwd door een opdracht van God onze heiland...
Paulus aan Titus, zijn wettig kind in het gemeenschappelijk geloof. Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en Christus Jezus onze Heiland!
De aanstelling tot presbyters
Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling dat gij de organisatie (van de kerk) zoudt voltooien door in elke stad presbyters aan te stellen volgens de richtlijnen die ik u heb gegeven:
onberispelijke mannen, trouwe echtgenoten, wier kinderen gelovigen zijn en niet in opspraak wegens losbandigheid of tuchteloosheid.
Want de leider van de gemeente moet als beheerder van Gods huis onberispelijk zijn, niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet vechtlustig, niet geldgierig,
maar gastvrij, deugdzaam, bezonnen, rechtvaardig, vroom, ingetogen,
met zorg voor de overgeleverde, rechtzinnige leer en in staat om volgens de gezonde beginselen te vermanen en tegensprekers te weerleggen.
Strijd tegen de dwaalleraars
Er zijn helaas heel wat onhandelbare lieden, praatjesmakers die anderen het hoofd op hol brengen; ge vindt ze vooral onder de besnedenen.
Men moet hun de mond snoeren: zij richten hele gezinnen te gronde door uit winstbejag dingen te leren die geen pas geven.
Heeft niet een van hen, nog wel hun eigen profeet, gezegd: “Kretenzers zijn onverbeterlijke leugenaars, boze beesten, vadsige buiken”?
Dit is een waar woord. Ge moet hun daarom duidelijk zeggen waar het op staat. Hun geloof moet gezond worden.
Zij moeten zich niet bezighouden met Joodse fabels en allerlei voorschriften, uitgedacht door mensen die de waarheid de rug toekeren.
“Alles is rein voor de reinen”. Zonder twijfel, maar voor hen die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein, want hun eigen zedelijk oordeel is bedorven.
Zij beweren God te kennen en belijden Hem met de mond, maar verloochenen Hem met de daad; afschuwelijke mensen zijn het, onhandelbaar, tot niets goeds in staat.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge