HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Moet er geroemd worden? Het dient wel nergens toe, maar dan kom ik nu tot visioenen van openbaringen van de Heer.
Ik ken een mens in Christus, die veertien jaar geleden, in het lichaam of buiten het lichaam, ik weet het niet, God weet het... die mens werd weggerukt naar de derde hemel.
Van die mens weet ik dat hij met het lichaam of zonder het lichaam, ik weet het niet, God weet het,
dat hij werd weggerukt naar het paradijs en onzegbare woorden vernam, die geen mens mag uitspreken.
Op zo iemand wil ik roemen. Voor mijzelf wil ik alleen roemen op mijn zwakheden.
Zou ik werkelijk willen roemen, dan was ik geen dwaas; ik zou immers de waarheid zeggen. Maar daar zie ik van af; ik wil niet dat iemand mij meer toeschrijft dan wat hij van mij kan zien of horen.
Ook is er want anders zouden de buitengewone openbaringen mij verwaand kunnen maken ook is er een doren in mijn vlees gestoken, als een bode van de satan die mij moet afranselen.
Tot driemaal toe heb ik de Heer aangeroepen, dat hij van mij zou weggaan.
Maar Hij antwoordde mij: “Je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen.” Dus zal ik het liefst van alles roemen op mijn zwakheden. Dan zal de kracht van Christus in mij wonen.
Daarom lijd ik om Christus’ wil gaarne zwakheid, smaad, nood, vervolging en benauwdheid. Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk.
Ik heb mij aangesteld als een dwaas, Gij hebt er mij toe gedwongen. Gij hadt mij moeten prijzen! Al ben ik dan niets waard, in geen enkel opzicht ben ik achtergebleven bij die aartsapostelen.
De waarmerken van de apostel hebben zich onder u vertoond in alles wat ik heb verduurd en door wondertekenen en machtige daden.
Waarin zijt gij achtergesteld bij de andere gemeenten? Alleen dit: ik heb niet op uw kosten willen leven. Vergeef me dit onrecht maar!
Voorbereiding van het bezoek en laatste discussies met de gemeente
Nu sta ik klaar om voor de derde keer naar u toe te komen, en ik zal u niet tot last zijn. Het gaat mij niet om uw geld maar om uzelf: ouders moeten zorgen voor hun kinderen, niet de kinderen voor hun ouders.
Wat mij betreft, gaarne wil ik voor u alles uitgeven wat ik heb en mezelf erbij. Krijg ik voor mijn gulle liefde zo'n zuinige wederliefde?
Goed, zegt gij, hij is ons niet persoonlijk tot last geweest, maar, sluw als hij is, heeft hij ons met slinkse middelen beetgenomen.
Heb ik u dan uitgebuit door middel van mijn afgezanten?
Het is waar, ik heb Titus gevraagd te gaan en die andere broeder met hem meegestuurd. Heeft Titus zich soms op uw kosten bevoordeeld? Hebben wij niet allen in dezelfde geest gehandeld en dezelfde koers gevolgd?
Gij hebt natuurlijk al lang de indruk, dat wij bezig zijn onszelf bij u te verdedigen. Maar wij spreken voor het aanschijn van God en in vereniging met Christus. En alles, dierbare vrienden, is ook bedoeld voor uw bestwil.
Want ik vrees dat ik u bij mijn komst misschien niet zo zal aantreffen als ik u zou wensen aan te treffen, en dat gij in mij een ander aantreft dan gij zoudt wensen. Ik vrees voor twist, naijver, opvliegendheid, ruzie, laster, achterklap, verwaandheid, wanordelijkheid.
Ik vrees dat mijn God mij opnieuw zal vernederen als ik bij u ben, en dat ik zal moeten treuren om velen die al lang in zonde leven en nog steeds geen berouw tonen over de onzedelijkheid, hoererij en losbandigheid die zij bedreven hebben.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge