HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Ben ik geen vrij man? Ben ik geen apostel? Heb ik Jezus, onze Heer, niet gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Heer?
Al ben ik voor anderen geen apostel, voor u toch zeker wel; want gij zijt in de Heer het zegel op mijn apostelschap.
Dit is mijn antwoord aan mijn critici.
Hebben wij geen recht om te eten en te drinken?
Hebben wij geen recht een christenvrouw mee te nemen zoals de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas?
Of zijn Barnabas en ik de enigen die verplicht zijn te werken voor hun levensonderhoud?
Wie heeft ooit gehoord van een soldaat die zijn eigen soldij betaalt? Wie plant een wijngaard en eet niet van zijn vruchten? Of wie weidt een kudde zonder de melk van de kudde te gebruiken?
Ik steun niet alleen op menselijke overwegingen; de wet zegt precies hetzelfde.
Waar immers geschreven staat: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, is het duidelijk, dat het God eigenlijk niet te doen is om de dieren
maar om de mens. Om onzentwil staat het geboekstaafd, dat de ploeger moet ploegen en de dorser dorsen in de hoop zijn deel te ontvangen.
Als wij voor u een geestelijk gewas gezaaid hebben, is het dan te veel gevraagd dat wij van u stoffelijke steun oogsten?
En als anderen zulke aanspraken op u hebben, dan wij toch zeker! Maar wij hebben van dit recht geen gebruik gemaakt. Ik wil liever alles verduren dan de prediking van Christus’ evangelie belemmeren.
Weet gij niet dat zij die de tempeldienst verrichten, van de tempel leven, en dat zij die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar?
Zo heeft ook de Heer voor de verkondigers van het evangelie bepaald, dat zij van het evangelie moeten leven.
Maar ik voor mij heb hiervan geen gebruik gemaakt, en ik schrijf u dit alles waarachtig niet met de bedoeling, dat hierin verandering zou komen: ik zou liever sterven dan mij die roem laten ontnemen!
Dat ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!
Deed ik het uit eigen beweging, dan had ik recht op loon; maar zo is het niet, het is een taak die mij is toevertrouwd.
Wat is dan mijn verdienste? Dat ik het evangelie kosteloos verkondig en geen gebruik maak van het recht, aan de prediking verbonden.
Van allen onafhankelijk, heb ik mij de slaaf van allen gemaakt, om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen.
Met de Joden ben ik Jood geworden, om de Joden te winnen; met hen die onder de wet staan heb ik mij aan de wet onderworpen, om de mannen van de wet te winnen, ofschoon de wet over mij geen gezag heeft;
met de wettelozen werd ik wetteloos - hoewel niet zonder wet van God en onderworpen aan de wet van Christus - om de wettelozen te winnen.
Met de zwakken ben ik zwak geworden, om de zwakken te winnen. Alles ben ik voor allen, om er tot elke prijs enkelen te redden.
En ik doe alles voor het evangelie om er ook zelf deel aan te krijgen.
Gij weet het: de hardlopers in het stadion lopen allen, maar slechts een wint de race. Loop zo dat ge wint!
En de atleten ontzeggen zich bij de training allerlei dingen. Zij doen dat om een vergankelijke krans, wij om een onvergankelijke.
Ik loop dan ook niet in den blinde, ik boks niet als een die in de lucht slaat.
Ik beuk mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, zelf te worden verworpen.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge