HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
De verantwoordelijkheid van de gemeente
Men hoort algemeen spreken van ontucht onder u, en wel van de soort die zelfs bij de heidenen niet voorkomt: dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader.
En gij verheft u nog boven anderen? Waarom zijt gij niet in de rouw gegaan? Dan zou de man die zoiets heeft bedreven uit uw midden verwijderd zijn.
Ik voor mij, hoewel lichamelijk afwezig, maar in de geest aanwezig, heb reeds, als was ik bij u, het vonnis geveld over hem die dat heeft durven doen.
En het luidt: in de naam van de Heer Jezus moeten wij bijeenkomen, gij en ik in de geest, samen met de kracht van onze Heer Jezus,
en die man uitleveren aan de satan, tot ondergang van zijn lichaam, maar tot redding van zijn geest op de dag des Heren.
Uw zelfvoldaanheid staat u niet fraai. Ge weet toch dat een beetje zuurdeeg genoeg is om het hele deeg zuur te maken?
Doet het oude zuurdeeg weg, om vers deeg te worden, ge moet immers zijn als ongezuurde paasbroden, want ook ons paaslam is geslacht: Christus zelf.
Wij moeten ons feest niet vieren met het oude zuurdeeg, met het bederf van slechtheid en boosheid, maar met het zuivere brood van reinheid en waarheid.
In mijn vorige brief schreef ik u dat gij niet moest omgaan met immorele mensen.
Natuurlijk bedoelde ik niet alle ontuchtigen ter wereld, of uitbuiters, oplichters en afgodendienaars in het algemeen. Dan zoudt gij de wereld moeten verlaten.
Ik verbood u om te gaan met elke zogenaamde christen die erop los leeft of hebzuchtig is of afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of oplichter. Met zo iemand moet gij zelfs niet eten.
Ik heb toch niet te oordelen over de buitenstaanders? Gij oordeelt zelf immers ook alleen over hen die tot de gemeente behoren?
Over de anderen zal God wel oordelen. Verwijdert de boosdoener uit uw midden.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge