HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Israëls ongehoorzaamheid heeft een diepe zin
Heeft God dan zijn volk verstoten? Volstrekt niet. Ik ben zelf een Israëliet, van het geslacht van Abraham, uit de stam Benjamin.
Nee, God heeft zijn uitverkoren volk niet verstoten. Gij weet toch wat de Schrift zegt in het verhaal van Elia, hoe hij Israël aanklaagt bij God:
Heer, zij hebben uw profeten gedood en uw altaren omvergeworpen. Ik ben alleen overgebleven, en mij staan ze naar het leven.
Maar wat geeft de godsspraak hem ten antwoord? Zevenduizend man heb Ik overgehouden, die de knie niet hebben gebogen voor Baäl.
Zo is het ook in deze tijd. Een rest is overgebleven, dankzij een genadige uitverkiezing.
Is het echter uit genade, dan niet om verdienstelijke werken; anders zou de genade geen genade meer zijn.
Bijgevolg, wat Israël nastreeft, heeft het niet bereikt. Alleen het uitverkoren deel heeft het bereikt en de overigen zijn verstokt,
volgens het woord van de Schrift: God heeft hun geest verdoofd, Hij gaf hun ogen die niet zien en oren die niet horen, tot op de dag van vandaag.
En David zegt: Laat hun tafel voor hen een valstrik worden, een struikelblok, een bestraffing.
Mogen hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien. Krom hun ruggen zonder ophouden.
Hebben zij zich dan zo gestoten, dat zij ten val zijn gekomen? Dat niet, maar als gevolg van hun misstap ging het heil naar de heidenen, opdat zij zelf jaloers zouden worden.
Als hun misstap de wereld verrijkt heeft en hun falen voor de heidenen overvloed betekent, wat mogen wij dan niet verwachten, als zij hun tekort zullen aanvullen!
Christenen uit het heidendom past bescheidenheid
Nu richt ik mij tot u die uit het heidendom gekomen zijt. Ik ben weliswaar apostel van de heidenen, maar ik schat dit ambt juist hierom zo hoog,
omdat ik hoop mijn eigen volk tot naijver te prikkelen en er althans enigen van te redden.
Want als hun verwerping de wereld verzoening heeft gebracht, wat kan dan hun aanneming anders betekenen dan leven uit de doden?
Is het eerste deel van het deeg geheiligd, dan ook de rest. Is de wortel van de boom heilig, dan ook de takken.
Als nu sommige van die takken zijn weggebroken, en gij, wilde loot, daartussen zijt geënt en deel hebt gekregen aan het sap van de olijf, verheft u dan niet boven de takken.
Wilt gij snoeven, bedenkt, dat de wortel u draagt en niet gij de wortel.
Gij zult zeggen: “Er zijn dan toch maar takken weggebroken, opdat ik zou worden geënt.”
Heel juist, zij zijn weggekapt om hun ongeloof, en gij dankt uw plaats aan het geloof. Maar neemt u in acht, weest niet overmoedig.
Als God de takken die aan de boom thuishoorden, niet heeft ontzien, zal Hij ook u niet sparen.
Houdt daarom Gods goedertierenheid voor ogen, maar ook zijn gestrengheid: zijn gestrengheid voor de takken die zijn afgevallen en zijn goedertierenheid jegens u, indien gij tenminste zijn goedheid trouw blijft. Anders wordt ook gij weggekapt.
En wat hen betreft, als zij niet in hun ongeloof volharden, zullen ook zij weer worden geënt. Want God is bij machte hen opnieuw te enten.
Gij zijt van de wilde olijfboom, waartoe gij krachtens uw oorsprong behoort, afgebroken, en tegen uw aard in geënt op de edele olijf. Hoeveel gemakkelijker zullen zij die er van nature bij horen weer op hun eigen stam worden geënt!
Gods genade voor Israël en alle volken
Overschat uzelf niet, broeders. Ik moet u een geheim openbaren: de verharding die over een deel van Israël gekomen is, duurt slechts totdat de massa van de heidenvolken is binnengegaan.
En zo zal tenslotte heel Israël gered worden, volgens de woorden van de Schrift: Uit Sion zal de Redder komen en Hij zal de goddeloosheid uit Jakob verwijderen.
En dit is het verbond dat Ik met hen zal sluiten, wanneer Ik hun zonden heb weggenomen.
Al staan zij vijandig tegenover het evangelie maar - dat is uw winst - toch blijven wij Gods vrienden krachtens zijn uitverkiezing, omwille van de aartsvaders.
Want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping.
Zoals gij eertijds aan God ongehoorzaam zijt geweest, thans echter, dankzij hun ongehoorzaamheid, ontferming hebt gevonden,
zo zijn zij op hun beurt thans ongehoorzaam geworden, opdat nu ook zij, ten gevolge van de u betoonde ontferming, erbarming zouden vinden.
Zo heeft God allen in ongehoorzaamheid opgesloten om allen in te sluiten in zijn ontferming.
O onpeilbare rijkdom van Gods wijsheid en kennis!
Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beslissingen,
hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
Wie kent de gedachte des Heren?
Wie is zijn raadsman geweest?
Wie kan vergoeding eisen voor wat hij God heeft gegeven?
Want uit Hem en door Hem en voor Hem zijn alle dingen.
Hem zij de glorie in eeuwigheid! Amen.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge