HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet, mijn geweten waarborgt het mij in de heilige Geest:
in mijn hart is grote droefheid en een pijn die niet ophoudt.
Waarlijk, ik zou wensen zelf vervloekt en van Christus gescheiden te zijn, als ik mijn broeders en stamverwanten daarmee kon helpen.
Immers, zij zijn Israëlieten, hun behoort de aanneming tot zonen, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de beloften;
van hen zijn de aartsvaders en uit hen komt de Christus voort naar het vlees. God, die boven alles verheven is, zij gezegend tot in eeuwigheid! Amen.
Gods keuze wordt niet bepaald door menselijke factoren
Toch is het niet zo alsof Gods woord gefaald zou hebben. Want niet allen die uit Israël stammen, behoren tot Israël,
en niet allen zijn kinderen van Abraham, omdat zij nazaten zijn van Abraham. Alleen die van Isaak afstammen, zullen als uw nageslacht gelden;
dat betekent: niet de kinderen naar het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen der belofte worden als nageslacht beschouwd.
Want dit woord: Het volgende jaar zal Ik wederkomen en dan zal Sara een zoon hebben, was een belofte.
Nog sterker: Rebekka droeg in haar schoot kinderen van een en dezelfde man, onze vader Isaak.
En reeds voor zij waren geboren en iets goeds of kwaads hadden gedaan, werd haar aangekondigd:
De oudste zal dienstbaar zijn aan de jongste. Daaruit blijkt, dat alleen het besluit van Gods uitverkiezing geldt, onafhankelijk van menselijke daden, slechts afhankelijk van Hem die roept.
Er staat dan ook geschreven: Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat.
Gods roeping is een ondoorgrondelijk geheim
Moeten wij hieruit besluiten, dat God onrechtvaardig handelt? Volstrekt niet.
Tot Mozes zegt Hij: Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij wil ontfermen, en Ik zal barmhartigheid bewijzen aan wie Ik wil.
Het hangt dus niet af van de wil of de inspanning van de mens, maar van Gods ontferming.
En tot Farao zegt de Schrift: Daarom juist heb Ik u doen opstaan, om aan u mijn macht te tonen en om mijn naam te verbreiden over de gehele aarde.
Hij ontfermt zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil.
Nu zult gij mij zeggen: “Wat heeft Hij dan nog aan te merken? Wie immers kan zijn wil weerstaan?”
O mens, wie zijt gij, dat gij God wilt weerspreken? Zegt het beeld soms tot zijn boetseerder: “Waarom hebt gij mij zo gemaakt?”
Staat het de pottenbakker niet vrij van dezelfde klomp leem zowel iets kostbaars te maken als een voorwerp voor alledaags gebruik?
En als God nu, om zijn toorn te tonen en zijn macht te doen kennen, de voorwerpen van die toorn, gereed voor de ondergang, met grote lankmoedigheid heeft verdragen,
juist met de bedoeling de rijkdom van zijn heerlijkheid te openbaren voor hen die het voorwerp zijn van zijn erbarming, die Hij tot heerlijkheid heeft bestemd?
De roeping van de heidenen
Het voorwerp van zijn erbarming zijn wij, die Hij heeft geroepen niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenvolken.
Zoals Hij het zegt bij Hosea: Wat mijn volk niet was, zal Ik noemen ‘mijn volk’, en haar die niet geliefd was, ‘mijn welbeminde'.
En op dezelfde plaats waar hun was gezegd: Gij zijt mijn volk niet, zullen zij heten ‘zonen van de levende God'.
En omtrent Israël roept Jesaja uit: Al was het getal van Israëls zonen als het zand der zee, slechts het overschot zal gered worden.
Want de Heer zal zijn woord op aarde gestand doen, volledig en snel.
Reeds eerder had Jesaja gezegd: Als de Heer der heerscharen ons niet wat zaaikoren had gelaten, waren wij gelijk geworden aan Sodom en Gomorra.
Israël is gestruikeld over zijn eigen roeping
Hieruit volgt, dat heidenen, die de gerechtigheid niet nastreefden, haar toch hebben verworven, de gerechtigheid namelijk door het geloof,
maar dat Israël met al zijn ijver voor de wet der gerechtigheid het doel van de wet niet heeft bereikt.
En waarom niet? Omdat zij meenden te kunnen steunen op het geloof. Zij hebben zich gestoten aan ‘de Steen waaraan men zich stoot’,
volgens het woord van de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots, een struikelblok. Wie in Hem gelooft zal niet worden teleurgesteld.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge