HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Prediking van Johannes de Doper
In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd van Judea was, Herodes viervorst van Galilea, diens broeder Filippus viervorst van het gewest Iturea en Trachonitis, en Lysánias viervorst van Abilene,
onder het hogepriesterschap van Annas en Kájafas, kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn.
Daarop begon hij in heel de streek rond de Jordaan op te treden en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden,
zoals staat in het boek der godsspraken van de profeet Jesaja: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.
Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden.
En heel de mensheid zal Gods redding zien.
Hij sprak tot de mensen die in grote getale uittrokken om zich door hem te laten dopen: 'Adderengebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten?
Brengt dus vruchten voort die passen bij bekering en zegt niet bij uzelf: Wij hebben Abraham tot vader! Waarachtig, ik zeg u, dat God de macht bezit voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken.
Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen. Elke boom dus die geen goede vrucht draagt, wordt omgekapt en in het vuur geworpen.'
De mensen stelden hem nu de vraag: 'Wat moeten wij dan doen?'
Hij gaf hun ten antwoord: 'Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.'
Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden en ze vroegen hem: 'Meester, wat moeten wij doen?'
Hij zei hun: 'Niet méér vragen dan voor u is vastgesteld.'
Ook soldaten ondervroegen hem: 'En wij, wat moeten wij doen?' Hij antwoordde: 'Niemand uitplunderen, niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.'
Omdat het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn,
gaf Johannes aan allen het antwoord: 'Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.
De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren en zijn tarwe te verzamelen in de schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.'
Zo en met nog vele andere vermaningen verkondigde hij aan het volk de Blijde Boodschap.
Maar toen de viervorst Herodes door hem terecht gewezen werd naar aanleiding van Herodias, de vrouw van zijn broer, en van alle wandaden die hij bedreven had,
voegde Herodes aan dit alles nog toe, dat hij Johannes in de gevangenis opsloot.
Jezus door Johannes gedoopt
Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging
en de heilige Geest in lichamelijke gedaante, als een duif, over Hem neerdaalde, en een stem uit de hemel sprak: 'Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld.'
Deze Jezus nu was bij zijn optreden ongeveer dertig jaar. Hij was, in de opvatting der mensen, de zoon van Jozef, de zoon van Eli,
de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Jozef,
de zoon van Mattatias, de zoon van Amos, de zoon van Naüm, de zoon van Hesli, de zoon van Naggai,
de zoon van Maät, de zoon van Mattatias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josek, de zoon van Joda,
de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabèl, de zoon van Seáltiël, de zoon van Neri,
de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er,
de zoon van Jozua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Mattat, de zoon van Levi,
de zoon van Simeon, de zoon van Juda, de zoon van Jozef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim,
de zoon van Melea, de zoon van Menna, de zoon van Mattatta, de zoon van Natan, de zoon van David,
de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Salmon, de zoon van Nachson,
de zoon van Amminádab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Chesron, de zoon van Peres, de zoon van Juda,
de zoon van Jakob, de zoon van Isaak, de zoon van Abraham, de zoon van Terach, de zoon van Nachor,
de zoon van Serug, de zoon van Reü, de zoon van Peleg, de zoon van Eber, de zoon van Selach,
de zoon van Kenan, de zoon van Arpáksad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, de zoon van Lamech,
de zoon van Metuselach, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalalel, de zoon van Kenan,
de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge