HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaatsgevonden
aan de hand van de gegevens, welke ons werden overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in dienst van het woord zijn getreden.
Vandaar, edele Teófilus, dat ook ik besloot – na van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht, – voor u een ordelijk verslag te schrijven,
met de bedoeling u te doen zien, hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt.
De boodschap van Gabriël aan Zacharias
In de dagen van Herodes, koning van Judea, leefde er een priester Zacharias geheten, die behoorde tot de klasse van Abia. Hij had een vrouw uit de dochters van Aäron en haar naam was Elisabet.
Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leefden onberispelijk volgens alle geboden en voorschriften van de Heer.
Zij hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar en beiden waren al op gevorderde leeftijd.
Toen Zacharias voor God als priester mocht optreden omdat zijn klasse de beurt had, geschiedde het, dat hij,
zoals onder de priesters gebruikelijk was, door het lot werd aangewezen om de tempel des Heren binnen te gaan en het wierookoffer op te dragen.
Het gehele volk stond op het uur van het wierookoffer buiten te bidden.
Er verscheen hem een engel des Heren, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar.
Toen Zacharias hem zag, ontstelde hij en werd door vrees bevangen.
Maar de engel sprak tot hem: 'Vrees niet Zacharias, want uw bede is verhoord; uw vrouw Elisabet zal u een zoon schenken, die gij Johannes moet noemen.
Ge zult verheugd zijn en het uitjubelen en vele mensen zullen zich over zijn geboorte verblijden.
Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer; wijn of sterke drank zal hij niet drinken, en nog in de schoot van zijn moeder zal hij met de heilige geest vervuld worden.
Vele zonen van Israël zal hij terugbrengen tot de Heer, hun God.
Hij zal voor Hem uitgaan met de geest en de kracht van Elia om de gezindheid van de vaderen te doen terugkeren in de kinderen en de ongehoorzamen te brengen tot de gesteltenis van de rechtvaardigen en zo voor de Heer een welbereid volk te vormen.'
Maar Zacharias zei tot de engel: 'Hoe kan ik dat weten? Ik ben oud en ook mijn vrouw is reeds op jaren.'
De engel antwoordde hem: 'Ik ben Gabriël die voor Gods aangezicht staat, en ik ben gezonden om tot u te spreken en u deze blijde boodschap aan te kondigen.
Zie, gij zult zwijgen en niet in staat zijn te spreken tot de dag waarop dat zal gebeuren, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt; deze zullen echter op hun tijd in vervulling gaan.'
Intussen stond het volk op Zacharias te wachten en ze verwonderden zich dat hij zo lang in het heiligdom bleef.
Toen hij naar buiten kwam, was hij niet bij machte tot hen te spreken en zij begrepen, dat hij in het heiligdom een verschijning gezien had. Maar omdat hij stom bleef, kon hij slechts tegen hen gebaren.
Toen de tijd van zijn tempeldienst om was, ging hij naar huis terug
en enige tijd later werd zijn vrouw, Elisabet, zwanger. Zij hield zich vijf maanden lang verborgen en daarna sprak zij:
'Dit heeft de Heer voor mij gedaan toen het Hem behaagd had mijn schande bij de mensen weg te nemen.'
De boodschap van Gabriël aan Maria
In de zesde maand werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret,
tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria.
Hij trad bij haar binnen en sprak: 'Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!'
Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen.
Maar de engel zei tot haar: 'Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven.
Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken
en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.'
Maria echter sprak tot de engel: 'Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?'
Hierop gaf de engel haar ten antwoord: 'De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God.
Weet, dat zelfs Elisabet, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand;
want voor God is niets onmogelijk.'
Nu zei Maria: 'Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.' En de engel ging van haar heen.
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Judea.
Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet.
Zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; Elisabet werd vervuld met de heilige Geest
en riep met luide stem uit: 'Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.
Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.
Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.'
En Maria sprak: 'Mijn hart prijst hoog de Heer,
van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder:
daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig
omdat aan mij zijn wonderwerken deed Die machtig is, en heilig is zijn Naam.
Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen.
Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen.
Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen.
Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen.
Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken,
gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn geslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze vaderen.'
Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was, keerde zij naar huis terug.
Geboorte en besnijdenis van Johannes
Voor Elisabet brak het ogenblik aan, dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon.
Toen de buren en de familie hoorden, hoe groot de barmhartigheid was die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde.
Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen.
Maar zijn moeder zei daarop: 'Neen, het moet Johannes heten.'
Zij antwoordden haar: 'Maar er is in uw familie niemand die zo heet.'
Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader, hoe hij het wilde noemen.
Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef erop: 'Johannes zal hij heten.' Ze stonden allen verbaasd.
Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof.
Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld.
Ieder die het hoorde, dacht erover na en vroeg zich af: 'Wat zal er worden van dit kind?' Want de hand des Heren was met hem.
Zacharias, zijn vader, werd vervuld met de heilige Geest en sprak in profetische woorden:
'Geprezen zij de Heer, de God van Israël:
want Hij heeft zijn volk bezocht en het verlost.
Een reddende kracht heeft Hij ons verwekt,
in het huis van David zijn dienaar,
zoals Hij van oudsher had voorzegd
bij monde van zijn heilige profeten,
ons te redden uit de macht van onze vijanden
en uit de hand van allen die ons haten.
Zo toont Hij zijn barmhartigheid aan onze vaderen
en is zijn heilig verbond indachtig
de eed die Hij gezworen heeft aan onze vader Abraham,
ons te geven om uit de hand van vijanden bevrijd
Hem zonder vrees te dienen in vroomheid en gerechtigheid
al onze dagen voor zijn aanschijn.
En gij, kind, zult profeet genoemd worden van de Allerhoogste,
want gij zult voor de Heer uitgaan om zijn wegen te bereiden,
om zijn volk de boodschap van verlossing te brengen,
door de vergeving van hun zonden,
dankzij de innige barmhartigheid van onze God,
waarmee Hij uit de hemel op ons zal neerzien,
de Opgaande Zon, die verschijnt
aan hen die in het duister en de schaduw van de dood gezeten zijn,
om onze voeten te richten op de weg van vrede.'
Het kind groeide op en de Geest beheerste hem meer en meer. Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge