HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salome welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen.
Op de eerste dag van de week, heel vroeg, toen de zon juist op was, gingen zij naar het graf.
Ze zeiden tot elkaar: “Wie zal de steen voor ons van de ingang van het graf wegrollen?”
Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was; en deze was zeer groot.
Binnengetreden in het graf zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad.
Maar hij sprak tot haar: “Schrikt niet, Gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier. Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had.
Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult ge Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.”
De vrouwen gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf; want schrik en ontsteltenis hadden hen overweldigd. En uit vrees zeiden ze er niemand iets van.
VERSCHIJNING EN HEMELVAART
Nadat Hij in de vroege morgen van de eerste dag van de week verrezen was, verscheen Hij het eerst aan Maria Magdalena, uit wie hij zeven duivels had uitgedreven.
Deze ging het vertellen aan hen die zijn metgezellen waren geweest en nu rouwden en weenden.
Maar toen die hoorden, dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet.
Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen, toen deze te voet op weg waren, naar buiten.
Nadat dezen teruggekeerd waren, vertelden ze het aan de overigen, maar zelfs zij werden niet geloofd.
Later verscheen Hij aan de elf, terwijl zij aan tafel aanlagen. Hij maakte hun een verwijt van hun hardnekkig ongeloof, omdat zij geen geloof hadden geschonken aan degenen die Hem gezien hadden, nadat Hij verrezen was.
Daarop sprak Hij tot hen: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.
Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden.
En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken,
slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen, zullen deze genezen zijn.”
Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en zit aan de rechterhand van God.
Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge