HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Toen hij enige dagen later in Kafarnaüm was teruggekeerd, en men hoorde dat Hij thuis was,
stroomden de mensen in zulk een aantal samen, dat zelfs de ruimte voor de deur geen plaats meer bood toen Hij hun zijn leer verkondigde.
Men kwam een lamme bij Hem brengen, die door vier mannen gedragen werd.
Omdat zij wegens de menigte geen mogelijkheid zagen hem dicht bij Jezus te brengen, legden ze het dak bloot boven de plaats waar Hij zich bevond, maakten er een opening in en lieten het bed, waarop de lamme uitgestrekt lag, zakken.
Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tot de lamme: “Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven.”
Er zaten enkele schriftgeleerden bij en dezen zeiden bij zichzelf:
“Wat zegt die man daar? Hij spreekt godslasterlijk! Wie anders kan er zonden vergeven dan God alleen?
Uit zichzelf wist Jezus aanstonds dat zij zo redeneerden, en Hij zei hun: “Wat redeneert gij toch bij uzelf?
Wat is gemakkelijker, tot de lamme te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of: Sta op, neem uw bed op en loop?
Welnu, opdat ge zult weten, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven, sprak Hij tot de lamme:
Ik zeg u, sta op, neem uw bed mee en ga naar huis.”
Hij stond op, nam zijn bed en voor aller ogen ging hij onmiddellijk naar buiten. Iedereen stond er versteld van, en ze verheerlijkten God en zeiden: “Zoiets hebben wij nog nooit gezien.”
Een andere keer ging Hij naar de oever van het meer; al het volk kwam naar Hem toe en Hij onderrichtte hen.
In het voorbijgaan zag Hij Levi, de zoon van Alfeüs, aan het tolhuis zitten en sprak tot hem: “Volg Mij.” De man stond op en volgde Hem.
Terwijl Jezus eens in diens woning te gast was, lag met Hem en zijn leerlingen ook een groot aantal tollenaars en zondaars aan, want er waren er velen die Hem volgden.
De farizeese schriftgeleerden die zagen dat Hij at met zondaars en tollenaars, zeiden tot zijn leerlingen: “Hoe kan Hij eten en drinken met tollenaars en zondaars?”
Jezus hoorde dit en antwoordde hun: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.”
Toen de leerlingen van Johannes en de Farizeeën eens een vastendag hielden, kwam men Hem vragen: “Waarom vasten de leerlingen van Johannes en die van de Farizeeën wel, maar uw leerlingen niet?”
Jezus sprak tot hen: “Kunnen dan de vrienden van de bruidegom vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom in hun midden hebben, kunnen ze niet vasten.
Er zullen echter dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten.
Niemand naait een verstellap van ongekrompen stof op een oud kleed. Anders trekt het ingezette stuk eraan, het nieuwe aan het oude, en de scheur wordt nog groter.
En niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet de wijn de zakken bersten en de wijn gaat verloren met de zakken. Neen, jonge wijn in nieuwe zakken.”
Eens ging Hij op een sabbat door de korenvelden en zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken.
De Farizeeën zeiden tot Hem: “Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is?”
Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij gebrek had en hij en zijn metgezellen honger kregen?
Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten, en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?”
En Hij voegde er aan toe: “De sabbat is gemaakt om de mens, maar niet de mens om de sabbat.
De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.”
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge